De grap van integratie

Er is in elk geval één positieve bijwerking aan alle migratiestromen. Wij westerlingen worden door kunstenaars met gemengde achtergrond al eens sneller in beeld gebracht als buitenstaanders in eigen land. Dat het in film niet altijd zo plat hoeft als Borat toont Cherien Dabis' geschakeerde inwijkelingsportret Amerrika. Al wringt er ook hier iets aan de lichte toon van de prent. Die lijkt voor dit soort cinema wel verplicht. Waarom?

Films waarin vluchtelingen, illegalen of immigranten zich met de nodige moeite proberen in of aan te passen binnen een nieuwe samenleving, lijken de laatste tijd zo alomtegenwoordig dat je bijna kunt spreken van een eigen genre van 'integratiefilms'. Er is een hele waaier: van kritische pamfletten rond asielzoekers tot interculturele verkenningen van de ervaringen van al langer ingeweken allochtonen, in de lijn van Jalla Jalla (Josef Fares, Zweden, 2000) of Bend it like Beckham (Gurinder Chadha, Groot-Brittannië, 2002).

Amerrika situeert zich ergens tussenin. Op de dag dat Bush jr. zijn eerste VS-raketten op Irak dropt, legt Mouna (Nisreen Faour) met haar zoon Fadi (Melkar Muallem) de omgekeerde weg af. Ze landen vanuit de bezette Palestijnse gebieden op een Amerikaanse airport. Aan de douane wordt meteen de tragikomische toon van de rest van de film gezet. 'Country?', vraagt een landsbewaker met geïnstitutionaliseerde argwaan. 'Geen', antwoordt Mouna met een open familiariteit die ze snel zal afleren. 'Occupation?', volhardt de douanier. 'Yes, al veertig jaar.' De goedmoedige Palestijnse is zich van geen kwaad bewust. Ze was de Israëlische checkpoints tussen haar woonst in Bethlehem en haar aardige bankjob gewoon zo beu dat ze maar wat graag inging op een invitatiebrief van haar getrouwde zus uit Illinois, die zelf al vijftien jaar in de VS woont. Haar eigen man had haar een tijd geleden in de steek gelaten voor een rankere vrouw, dus dat hoefde haar ook al niet te weerhouden.

De Amerikaanse regisseuse Cherien Dabis, zelf van Palestijns-Jordaanse afkomst, baseerde zich voor haar eerste langspeelfilm op haar eigen familiegeschiedenis: haar tante vloog over ten tijde van de eerste Golfoorlog. Dat geeft Amerrika meteen een ander cachet dan de standaard integratiefilm. Mouna komt niet illegaal het land in, spreekt vloeiend Engels, kan bij haar zus in vrij royale omstandigheden inwonen en weet haar intelligente zoon meteen op een goede school in te schrijven. Niet geplaagd door deplorabele sociaaleconomische voorwaarden bij haar hoofdpersonage, kan Dabis dus op zoek gaan naar de zuivere kern van haar interesses: de culturele wrijving die bij elk integratieproces komt kijken. Hoe ervaren inwijkelingen de Amerikaanse samenleving?

Het is bijzonder om te zien wat de simpele keuze van perspectief kan doen met de betekenis van beelden die we allemaal kennen. Doordat Amerrika begint op de West Bank, met eerder nerveuze handcamerashots, een Arabische soundtrack en een sterke focus op Mouna's familiewaarden, zijn je ogen tegen de douanescène voldoende 'verarabiseerd' om Amerika te bekijken als iets vreemds. Dabis' camera hoeft daarvoor zelfs niets speciaals te doen (dat doet die trouwens zelden, de volle nadruk ligt op het verhaal en het realistische spel). Ineens komen de overvolle rekken in de lokale supermarkt, of het feit dat Mouna's zus er kan betalen met een snelle krabbel, je vanzelf als 'buiten-gewoon' voor. Dat blijft de grote meerwaarde van portretten door kunstenaars met een dubbele achtergrond: niet zozeer dat je door hun blik mee gaat kijken, maar dat je eigen bril je ineens minder vertrouwd toeschijnt.

Feelgood

Het dubbele gevoel dat je bij Amerrika krijgt, ontstaat waar Dabis dat beeldmatige effect sterk narratief en symbolisch gaat sturen, maar zonder op een eigenzinnige ontknoping te mikken. Mouna dweilt allerlei banken af om een job te vinden, maar belandt uiteindelijk achter een hamburgertoog in fastfoodketen White Castle (zoek de dubbele bodem). Zoon Fadi komt in de klas te zitten met een paar openlijke racisten, waarvan de broertjes in Irak de democratie verdedigen tegen alle moslim-Osama's. Uiteindelijk zal Fadi gearresteerd worden voor een tijgersprong op een van hen. En onder invloed van verleidingen als wiet en coolere kleren, taant zijn respect voor zijn ma. Het zijn geloofwaardige ontwikkelingen, zeker door het genuanceerde humanisme dat Amerrika nastreeft. Maar tegelijk heb je ze al zo vaak gezien dat alles wat cliché wordt. Zijn we te gewend geraakt aan integratiefilms?

Het probleem is dat Dabis wat gewrongen zit tussen haar inzet om vanuit een ontwapenende portrettering toch een maatschappijkritisch statement te maken, en de oplossing die ze daarvoor vindt in lichte humor. 'Support our oops', staat er op een patriottisch getint bord buiten White Castle. De 'tr' van 'troops' is niet zomaar weggevallen. 'Ik wilde een komische, lichthartige film in een eerder dramatische context', verklaarde de cineaste aan De Morgen. Vraag is alleen of zulke knipoogjes, plus het opzichtig verbroederende slot in een Arabisch restaurant, niet vooral als glijmiddel dienen. Ze halen het venijn eruit, relativeren meteen wat er aan culturele verkramping aangekaart wil worden. Tegelijk is de vraag nog veel meer of Dabis daarin wel zoveel keuze heeft. Dat vergelijkbare films van allochtone cineasten als Bend it like Beckham of Jalla Jalla uitkwamen bij diezelfde mix tussen drama en komedie, suggereert dat het groeiende genre van integratiefilms gepaard lijkt te gaan met een vast toonregister. Is het van willen of van moeten?

Waarom zijn de bekendste allochtone podiumartiesten in Vlaanderen (en zeker in Wallonië) stand-upcomedians? Waarom wordt het Radio 2-programma Vlaanderen voor Beginners, met buitenlanders die zich verwonderen over Vlaamse gewoonten, gepresenteerd door Bert Kruismans? Waarom dreef het Gentse theatercollectief Union Suspecte intern uiteen over de vraag hoe assertief of hoe plezierig je het Vlaamse publiek mag benaderen? Waarom wisten een paar Nederlandse auteurs hun gezamenlijke pseudoniem Yusef El Halal enkel te lanceren door hem hilarische verhalen te doen schrijven? Waarom zijn Borat en Eddie Murphy in Hollywood net iets bekender dan Spike Lee? Iemand? Je kan allochtone humor zien als de opperste vorm van integratie en emancipatie, als een machtig alternatief voor alle negativisme en rampscenario's die het thema interculturaliteit steeds vergezellen. Maar soms lijkt het ook een noodzakelijke voorwaarde geworden. We luisteren als je ons vermaakt.

Nu is het zeker niet zo dat Amerrika enkel vermaak biedt, of zichzelf te weinig serieus zou nemen. Ga graag kijken, je krijgt iets moois met kwaliteit. Dabis slaagt er ook in om van onderhuidse strategieën in onze westerse samenlevingen de finale ontsporing te laten zien, en tegelijk — door heel herkenbare mensen te portretteren — schakeringen aan te brengen in de hardnekkige beeldvorming rond Arabieren (en Amerikanen). Maar blijkbaar kan dat niet zonder feelgood. Dat zegt alles over de dubieuze interculturele fase waarin we nu leven.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.