De erfenis van de veerman. Filmcriticus Serge Daney

Toen Serge Daney stierf in 1992 gold hij als de beste en meest invloedrijke naoorlogse Franse filmcriticus. Bijna 20 jaar later weten weinigen nog wat hij bedoelde met passeur, ciné-fils en la maison cinéma. Gelukkig kunnen we nu in het Nederlands kennismaken met Daneys gedachten en teksten. Octavo publiceert naast de autobiografie Volharden ook de essaybundel Een ruimte om in te bewegen. Inspirerende lectuur.

volharden_daney‘Tchao Berri’ titelde Libération op 13 januari 2009 bij een levensgrote coverfoto van de net overleden filmmaker Claude Berri (Jean de Florette). Tot verbijstering van fans van het Franse dagblad. Dat Libé het anti-intellectualistische kamp koos met een ode aan die ‘grote Franse regisseur’ riep vragen op. Maar wat nog meer schokte, was dat Berri's eerherstel tegelijk een vadermoord was. Want door Berri te loven, leverde de krant kritiek op haar voormalige boegbeeld Serge Daney (1944-1992). Die criticus voelde zich reeds tijdens zijn leven in de steek gelaten, toen ‘zijn’ krant Berri's antwoord op een vernietigende bespreking van Uranus publiceerde. ‘Ik geef toe dat het idee van “allen voor één, één voor allen” een flinke deuk heeft opgelopen’, verzucht Daney in zijn autobiografie Volharden. ‘Ik hoopte, net als in de film, dat mijn vrienden alles zouden laten vallen en van overal toegesneld zouden komen om te zeggen: “Waar slaat dit op, we gaan die persoon die zich zo heeft misdragen tegenover onze vriend eens flink te grazen nemen.” Op zich is het niet belangrijk, maar niemand heeft zich gemeld.’Daney stierf daardoor ietwat verbitterd (‘aan het einde van mijn leven ben ik een soort goeroe geworden ..., maar wanneer je ze nodig hebt, geeft niemand thuis’). Postuum werd hij echter gebombardeerd tot de laatste grote filmcriticus. ‘Daney vertegenwoordigt voor mij het einde van de kritiek zoals ik die begrijp, en die ik laat beginnen bij Diderot, van D naar D, van Diderot naar Daney’, orakelde Jean-Luc Godard.

CINEMA ALS PASSIE EN ALS SUBSTITUUT VOOR HET LEVEN

‘U zoekt nog steeds naar een diepe band tussen de cinema en het denken en u ziet de filmkritiek nog steeds als een poëtische en esthetische functie’, schreef Gilles Deleuze in zijn Brief aan Serge Daney. Die brief verscheen als voorwoord bij Ciné journal (1986), een bundeling van voor Libération geschreven teksten. Zelf onderstreepte Daney in Volharden dat 'tegendraadsheid' de rode draad door zijn werk vormde, gedragen door de opvatting ‘dat film het uitverkoren klankbord voor elke polemiek was’. Reeds als student onderging hij ‘de cinema als passie en als substituut voor het leven’. Het tijdschrift Cahiers du Cinéma, dat begin jaren 1960 de ideeënstrijd aanwakkerde met polemische stukken, werd zijn thuis (‘vooral toen iemand een heftig oordeel durfde uit te spreken dat ik blindelings deelde’, klinkt het, verwijzend naar Jacques Rivettes bespreking van Pontecorvo's Kapo). Het stond in de sterren geschreven dat Daney zijn eerste stappen als criticus voor Cahiers zou zetten. Libération, televisie en het eigen tijdschrift Trafic volgden.

Steeds opnieuw schreef hij persoonlijke stukken die een eigenzinnig standpunt innamen, gedreven door de vraag naar de politiek van de filmmaker

Steeds opnieuw schreef hij persoonlijke stukken die een eigenzinnig standpunt innamen, gedreven door de vraag naar de politiek van de filmmaker. Vanuit welk standpunt confronteert een auteur de toeschouwer met beelden van de wereld? Daney maakte een onderscheid tussen beeld (dat een dialoog aangaat) en illustratie (dat een leegte vult), tussen iets dat weerstand biedt en iets dat enkel signaleert. ‘Ik heb altijd gehouden van figuren in de marge’, vult Daney aan: ‘Cineasten die vanuit hun eigen plekje werken.’ Hij nam als een van de eersten de verdediging op van de niet-westerse cinema, van Hollywoodbuitenbeentjes (Howard Hawks, Nicholas Ray) en van onafhankelijke Europese cineasten (Godard, Jean-Marie Straub). Die stellingnamen weerspiegelden vooral Daneys persoonlijkheid. Cinema viel immers samen met zijn wereld, zijn favoriete films vormden een deel van zijn werkelijkheid. Een werkelijkheid waarin verbeelding verbonden was met verzet, en waar schrijven over beelden gold als synoniem voor denken over (beeld)cultuur.

CINEMA ALS PROTEST EN ALS GEBAAR

Daney roeide tegen de stroom op en botste met cinefielen, critici en cineasten. In Volharden vertelt hij een anekdote over Hollywoodveteraan George Cukor. Die toonde zich tijdens een interview weinig opgezet met Daneys lof voor Cukors commerciële flop Sylvia Scarlett. Bovendien barstte Cukor in lachen uit toen Daney ook nog Wind Across the Everglades van regisseur Nicholas Ray goed bleek te vinden. Daney was ‘gepikeerd, maar niet uit het veld geslagen’. Over opinies ‘viel niet te marchanderen’, zelfs vereerde auteurs konden daar niets aan veranderen: het ‘gevoel steeds een eerlijk kind te zijn gebleven dat koppig aan zijn grillen vasthoudt tegenover het machtige, minzame gezonde verstand van de volwassenen is zeker niet mijn minste trots’.

Met een mengeling van afgunst en bewondering keek Daney naar de cinefiele filmmakers Rohmer, Rivette en Truffaut: ‘De generatie van de Nouvelle Vague heeft geluk gehad: ze wist vijanden te maken en behield die ook lange tijd. De Nouvelle Vague drong zich op en werd teruggedrongen, ze schold en werd gehaat, schreef de wet voor en werd gevolgd.’ Tegelijk gaf hij een eigen betekenis aan het door de jonge beeldenstormers geïntroduceerde begrip ‘auteurpolitiek’: ‘De auteur is niet alleen iemand die tegen alles en iedereen in de kracht vindt om zich uit te drukken, maar ook iemand die door zich uit te drukken de juiste afstand vindt om de waarheid te kunnen zeggen over het systeem waaraan hij zich ontrukt. Dat is wat Godard doet in Le Mépris en Hitchcock in Rear Window. Auteurfilms vertellen ons meer over de toekomst van het systeem waardoor ze zijn geproduceerd dan de blinde producten van het systeem zelf. De auteur zou dus in laatste instantie de vluchtlijn zijn die ervoor zorgt dat het systeem niet gesloten is, dat het ademt en een geschiedenis heeft.’ Voor Daney is cinema een vorm van protest, van kritiek.

Tegelijk is film een creatieve weergave van iets ‘dat heeft plaatsgehad’. ‘Wat wonderlijk is, is dat de trein van de gebroeders Lumière een eeuw later nog steeds aankomt in het station van La Ciotat. Je kunt je nog steeds verplaatsen in de kijker die bang is, of anders gezegd, de cinema is iets uit het verleden, maar hij is geen verleden tijd.’ Beelden gaan gepaard met een kritisch oordeel: ‘De film is geen techniek voor het projecteren van beelden, het is een kunst van het tonen. En tonen is een gebaar, een gebaar dat dwingt om te zien, om te kijken. Zonder dat gebaar zijn het slechts plaatjes.’ Film boeit Daney omdat hij nieuwsgierig is naar wat het individu drijft, en ‘de kracht van de film is dat hij ons op een prachtige manier toegang geeft tot andere ervaringen dan de onze en ons de mogelijkheid heeft gegeven te delen in iets volkomen anders, al was het maar voor een paar seconden’.

FILMKRITIEK DIE BEMIDDELT EN BRUGGEN BOUWT

Schrijven over film was voor Serge Daney een manier om bruggen te slaan. Bruggen tussen hoge en lage cultuur. Hij spiegelde zich aan Rohmer, die ‘gebruikmaakte van Kierkegaard om te schrijven over Hitchcock die destijds werd beschouwd als een maker van pulp. Dat was een uitdaging waarin ik mezelf kon herkennen; tegelijk de erkenning van de populaire essentie van de cinema en een onbegrensd verschiet dat reikte tot de toppen van de cultuur.’ Daarnaast bemiddelde Daney ook tussen filmmakers en publiek. ‘Ik ben als een “veerman”' midden in de rivier gebleven’, vertrouwt hij in Volharden toe aan Serge Toubiana (het voorbereidende interview werd door zijn voortijdige dood uiteindelijk het grootste deel van het boek). ‘Ik bracht nieuws van de ene naar de andere oever zonder ooit zelf tot een van de oevers te behoren. Noch die van de gewone mensen die voor hun plezier films consumeren en zich vermaken, noch die van de bijzondere mensen, de “makers”, de kunstenaars, van die de ervaring uiteindelijk zal leren dat ook zij doodnormaal zijn en dus niet geïdealiseerd moeten worden.’

Filmkritiek dient niet om gelijkgestemden te verenigen maar om onafhankelijk denken én filmpassie te delen

Kan deze veerman ons nog inspireren in tijden waarin zijn 'cinemahuis' geglobaliseerd is, en waarin films meer en meer ‘geformatteerd’ lijken? Ja, op voorwaarde dat we film zien als een uitdrukking van gevoelens en gedachten, als een ‘interface tussen onszelf en de wereld’. Kan de erfenis van de veerman de wat ingedommelde, weinig polemische filmkritiek redden? Ja, wanneer critici zich niet beperken tot het navertellen van een verhaal en het vellen van een smaakoordeel. Filmkritiek naar het model van Daney moet interactie creëren tussen de kijker (die geconfronteerd wordt met de eigen reactie op wat hij zag) en de filmauteur (die vorm gaf aan een eigen universum en zijn creatieve geheim tracht te bewaren). Door te proberen het betoveringseffect van een film te duiden en te delen, kan filmkritiek een spanning doen ontstaan tussen de gevoeligheden van de schrijver en de film(s) waarover hij schrijft.

Daney kon niet anders dan zijn gedachten formuleren: dat spreekt uit elk van zijn filmbesprekingen. Niet schrijven was geen optie. Zo’n passie werkt aanstekelijk en is erop gericht om (volgens die andere grote criticus, André Bazin) ‘de schok van het kunstwerk zo sterk mogelijk te verlengen in de intelligentie en de gevoeligheid van zijn lezers’. Vitale filmkritiek is mogelijk wanneer critici, net zoals Serge Daney, vanuit hun liefde voor film inzicht willen verschaffen in wat een werk en een auteur losmaken op het vlak van emoties, ideeën en inzichten. Zonder filmmakers of filmliefhebbers stroop om de mond te smeren. Filmkritiek dient immers niet om gelijkgestemden te verenigen (lees: om vooroordelen te bevestigen en controverses te vermijden), maar om onafhankelijk denken én filmpassie te delen. ‘Het is me duidelijk waarom ik de cinema heb omhelsd’, besluit Daney: ‘Opdat hij op zijn beurt mij omhelst. Omdat hij me leert onvermoeibaar met mijn blik af te tasten op welke afstand van mij de ander begint.’

Serge Daney, Volharden, Octavo, Amsterdam, 2011, 155 bladzijden

Serge Daney, Olivier Assayas, Gilles Deleuze, Jean-Luc Godard & Jacques Rivette, Een ruimte om in te bewegen – Serge Daney: tussen cinema en beeldcultuur, Octavo, Amsterdam, 2011, 192 bladzijden

Ivo De Kock studeerde af als communicatiewetenschapper aan de VUB. Als zelfstandig journalist levert hij al jaren bijdragen aan publicaties in België (Filmmagie, Ons Erfdeel, Cinemagie en vele andere) en Nederland (Skoop, Skrien).

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.