De apologie voorbij

Anno 2006 is Wilfried Martens, CVP-boegbeeld, oud-premier, huidig voorzitter van de Europese Volkspartij én voor velen de gekristalliseerde saaiheid, hot. Wie had dat ooit gedacht? Niet alleen publiceerde Martens in april zijn Memoires, podiummaker en auteur Bart Meuleman en acteur Koen De Sutter presenteerden in opdracht van NTGent en podium Antigone hún Martens. Na de première laaide de discussie over de wijze waarop beide heren gestalte gaven aan Martens onder recensenten, kijkers en collega-politici hoog op: apologie of geschiedschrijving, that was the question. De media-aandacht mag dan wel intens geweest zijn (zelden kreeg een voorstelling zoveel journalistieke aandacht), de kritische receptie ervan was grotendeels naast de kwestie.

'Er zijn er maar weinig die schoon oud worden in de politiek. Er zijn er maar weinig die later hun mémoires kunnen schrijven.'

Bij het binnenkomen van de zaal, zien we een lege scène. Koen De Sutter wacht zijn publiek op vanachter een klein tafeltje, voorzien van een micro. Trukendoos of effecten ontbreken, we krijgen een conférence, een lezing eerder dan een voorstelling. De vlaggen achteraan op de scène hangen er troosteloos bij, strak gespannen staan ze allerminst. Diezelfde vlaggen fungeren als projectiescherm: net omdat ze er zo troosteloos bij hangen geven ze slechts fragmenten prijs van een oude CVP-verkiezingsaffiche. In plaats van het statige, klassieke portret van de immer aristocratische Martens, zien we stukken Wilfried. De Sutter zelf fungeert als een soort spreekbuis, een doorgeefluik. Hij incarneert dus op geen enkel moment de politicus Martens, maar vertelt en toont diens geschiedenis en doet dat door op zijn eentje cruciale scènes uit Martens' politieke loopbaan, zoals een geanimeerde samenkomst van de CVP-jongeren of een slopende vergadering over het Egmont-pact, te herensceneren. Schijnbaar moeiteloos kruipt De Sutter daarbij van de huid van Martens in de huid van Jean-Luc Dehaene of André Cools en doet dat met een verbluffende helderheid. Nooit incarneert hij de personages als dusdanig — hij is niet Martens, hij toont Martens. De Sutter vindt in zijn spel een subtiel evenwicht tussen zijn en demonstreren, tussen incarneren en presenteren. Door middel van die dubbelheid ontsnapt de voorstelling aan elke flauwe anekdotiek, zonder daarbij aan levendigheid, aan présence in de letterlijke zin van het woord, in te boeten.

Martens traceert de politieke carrière van de titelfiguur van diens prille federale ambities en wensdromen tot en met diens ultieme vernedering in 1999. Op dat moment wordt hij, de man die zich nooit tevreden had gesteld met de tweede plaats, het recht ontzegd om de Europese CVP-lijst te trekken. Af en toe lichten in dat verhaal van vallen en opstaan de grote lampen achteraan de scène op. Op een simpele maar efficiënte manier leggen ze in dat verhaal accenten, geven ze concreet gestalte aan het kunstlicht van de politiek, 'het licht dat het donker niet doet verdwijnen maar ons zodanig verblindt dat we de duisternis niet langer kunnen zien.' Dat verhaal is geen netjes afgerond relaas. Integendeel, De Sutter en Meuleman springen samen met hun toeschouwer vooruit en achteruit in de tijd en onthullen ons op die wijze de fundamentele discontinuïteit van de geschiedenis. Ze gaan daarbij op geen enkel vlak de technische aspecten van het politieke bedrijf uit de weg. En toch is Martens geen demonstratie of presentatie van geschiedkundige of politiek-technische kwesties, maar een brok levende geschiedenis. En precies in die omgang met de recente, politieke geschiedenis, in de gretigheid waarmee beide makers zich in de materie verdiept hebben, ligt de slagkracht van de voorstelling. Dat neemt echter niet weg dat ook Martens niet ontsnapt aan de meedogenloze mythologiseringsmachine. Alleen al het gegeven dat er een voorstelling over iemand gemaakt wordt, dat die persoon op een scène getoond en geproblematiseerd wordt, werkt die mythologisering in de hand. Aan dat proces ontsnappen Meuleman en De Sutter evenmin. Dat heel wat recensenten juist die vraag naar historische accuratesse tot inzet van de voorstelling maken, doet echter fundamenteel onrecht aan de premissen van Meuleman en De Sutter. Meer nog, daar gaat Martens helemaal niet over. Wie de voorstelling reduceert tot de vraag of de politicus al dan niet te positief voorgesteld wordt, gaat voorbij aan de kracht van de politieke en historische dramaturgie die deze voorstelling schraagt. 'Martens spreekt wel, maar wat zegt hij?', vraagt De Sutters personage zich af. Precies op die vraag probeert de voorstelling een antwoord te bieden.

TECHNOCRAAT?

Voor een zevenentwintigjarige is Wilfried Martens niet meer dan een schim uit het verleden, een zacht flikkerende herinnering uit een kindertijd die op sociaal en economisch vlak zonder meer een mijnenveld was. De naam Martens zal dan ook voor heel wat Belgen een weinig opbeurende reeks van associaties oproepen: olie, raketten, indexering, werkeloosheid, enz. De negen regeringen Martens volgden elkaar in snel tempo op. Van stabiliteit was er niet meteen sprake, van reddeloosheid des te meer. Als regeringsleider zag Martens zich genoodzaakt om een reeks onpopulaire maatregelen te nemen, wilde hij het zinkende Belgische schip boven water houden. Op de website van het NTGent kan je een oude televisietoespraak van de premier bekijken. Zonder verpinken en zonder excuses somt Martens een reeks maatregelen op die van rechtstreekse invloed waren op de portemonnee van de burger. De boodschap die tussen de regels te lezen valt, is dan ook duidelijk: 'het zal pijn doen, maar dit is de enige mogelijke oplossing.' De toespraak toont mooi hoe snel en hoe ingrijpend het politieke discours gewijzigd is. Verzoeting of good vibrations waren toen niet aan de orde, technische Realpolitik des te meer. Dat hij het ondanks die ondankbare taak zo lang uitzong, mag dan ook een wonder heten.
 

Toch herinneren velen zich de voormalige premier als een koele technocraat, voor wie de mens slechts een pion in het politieke raderwerk zou geweest zijn en wiens natte droom — die hij reeds sinds zijn puberteit koesterde — de Belgische, federale staat was. Voor hem was politiek in de eerste plaats een mechanisme dat slechts gecontroleerd en bestuurd kon worden door beroep te doen op een koel, machiavellistisch denken waarin 'het volk' een factor als een andere was. Martens incarneert dan ook een uitgesproken technische benadering van het politieke bedrijf waarbij de bureaucratisering en de complexificatie van het machtsapparaat stevig opgedreven werd. Meer nog dan vroeger werd politiek een ondoorzichtig kluwen van formulieren, regeringen en procedures en groeide de bureaucratie uit tot het ultieme machtsmiddel.

Martens' tijdperk staat voor velen ook symbool voor het geheime conclaaf van Poupehan: voor achterkamertjespolitiek en gekonkelfoes. Politiek speelde zich toen boven de hoofden van de mensen af. Men besliste 'voor en in de plaats van'. Voor Martens diende een politicus dan ook per definitie boven het volk te staan. Dat gegeven impliceerde voor hem helemaal geen vorm van politieke onderdrukking. Integendeel, hij was er samen met zijn collega's van overtuigd, dat enkel op die manier de juiste maatregelen ter verheffing van het volk en vooral van de staat konden genomen worden. 'Martens komt uit een tijd dat het woord populisme nog niet bestond', zo merkt De Sutter in Martens op, 'elke politicus die zich tussen het volk begeeft, liegt per definitie.' Wie macht heeft, kan niet anders dan vervreemden van het volk, stelt zijn eigen menselijkheid — tijdelijk — ten dienste van het staatsbelang.

Terwijl de Memoires van Wilfried Martens — die hij de ietwat pretentieuze ondertitel 'Luctor et emergo' (ik worstel en ik kom boven) meegaf — de mens achter het politieke beest verdoezelen en daarmee trouw blijven aan die 'ontmenselijkte' visie op het politieke bedrijf, ondernemen Meuleman en De Sutter met hun Martens een poging om de drijfveren achter het politieke handelen bloot te leggen, om de mens achter het raderwerk te tonen zonder daarbij in de val van de sentimentele anekdotiek te trappen. Daar precies ligt de kracht van de voorstelling, net door dat aspect van het politieke bedrijf te onderzoeken, door het niet uit de weg te gaan noch door het te romantiseren of te psychologiseren. Terwijl Martens zelf slechts met veel moeite en op bijzonder spaarzame wijze de impact van het ongeval van zijn zoon op zijn gemoed beschrijft — van de 900 bladzijden besteedt hij er amper twee aan die gebeurtenis (zie pp. 164-166) — vormt dat in Martens een cruciaal moment dat bijzonder hard aankomt. In een hilarisch en heel erg straf geacteerde scène waarin een dronken Cools de Egmont-besprekingen danig in de war stuurt, valt alles plots stil wanneer Martens het vreselijke nieuws te horen krijgt. Wat in de voorstelling echter een mokerslag is, lijkt dus in de Memoires niet meer dan een mededeling. Datgene waaraan het in de Memoires ontbreekt, voegt de voorstelling aan de figuur Martens toe: humor, tragiek, leven. Met mondjesmaat maken de makers van de voorstelling duidelijk dat Martens niet alleen een politiek beest, maar ook een getekend man was, zonder daarbij de complexiteit van de politieke geschiedenis uit de weg te gaan. Precies dat aspect lijken de Memoires te verzwijgen. In die zin is de voorstelling misschien wel eerlijker dan het boek: we komen paradoxaal genoeg meer te weten over Martens in de voorstelling — die per slot van rekening een fictionalisering blijft — dan in het boek dat de voormalige premier met eigen hand schreef.

GESCHIEDENIS

Hoewel Martens bijzonder grappige momenten bevat, hebben Meuleman en De Sutter niet voor de gemakkelijkste weg, namelijk die van de satire, gekozen: ze hebben ervoor gekozen de recente, politieke geschiedenis te tonen en te re-activeren. Niet alleen plaatsen ze op die manier de theaterpraktijk opnieuw met beide voeten in de geschiedenis — de humus bij uitstek van de tragedie — maar ze slagen erin om via de recente geschiedenis nieuwe inzichten te bieden op de actualiteit. Net door het politieke klimaat van de jaren 1980 zo gedetailleerd te schetsen, werpen ze een ander licht op de politieke cultuur, zoals die vandaag in België bestaat. Via een omweg langs het recente verleden (en niet langs bijvoorbeeld de Klassieke Oudheid of het Shakespeariaanse erfgoed), belichten en bevragen ze het heden, tonen ze het belang van het verleden voor het heden. Zonder herinnering is leven in het heden immers fundamenteel onmogelijk. Pas door zich de geschiedenis toe te eigenen, door ze te verinnerlijken, kunnen we ook daadwerkelijk van haar afscheid nemen én haar laten voortleven in de verbeelding. Theater wordt op die manier opnieuw een kroniek waarin het verleden niet langer en louter alleen anekdote is, maar inzicht biedt in het heden.

Daarenboven problematiseert de voorstelling op impliciete wijze het begrip geschiedenis en precies aan die problematisering blijkt een belangrijk deel van de receptie voorbij te gaan. Martens toont immers een visie op de historische realiteit, namelijk de visie van de makers, en doet zelfs geen enkele moeite om dat te verhullen. Alleen al het gegeven dat Meuleman en De Sutter ervoor gekozen hebben om niet Wilfried Martens zelf op de scène te brengen maar gebruik te maken van een tussenpersonage, is in dat verband bijzonder veelbetekenend. Martens her-ensceneert, re-presenteert op een persoonlijke wijze de geschiedenis op een podium, voor en door mensen, en keert op die manier terug naar de essentie van het theater zoals het aan het begin van de moderniteit met de baroktragedie (Shakespeare, Marlowe, het Duitse Trauerspiel, de Franse bloedtragedie) vorm kreeg, een theater waarin een visie, een denkkader, een politiek systeem letterlijk voor-gesteld wordt en aan de toeschouwer ter beoordeling voorgeschoteld wordt. Noch de vroegmoderne tragedie noch Martens bieden de toeschouwer een eenduidige visie op de politieke geschiedenis. Integendeel, het podium fungeert in beide gevallen als een plek waar georganiseerde twijfel concreet vorm krijgt en waar net door het gebrek aan eenduidigheid een oordeel van de toeschouwer gevraagd wordt. Die twijfel kent geen betere plek dan de tragedie, die met Martens een hedendaagse, nadrukkelijk politieke invulling krijgt. Daarom heeft het ook geen zin om de voorstelling te reduceren tot een apologie of een eerbetoon. Die kwestie is irrelevant: Martens openbaart immers als voorstelling haar eigen betrekkelijkheid en dat is weinig historici, laat staan oud-premier Martens zelf, gegeven. Martens heeft voor zijn apologie enkel zichzelf nodig. Op meerdere plaatsen in zijn Memoires poogt hij dan ook a posteriori zijn gelijk aan te duiden en te staven: de negenhonderd bladzijden tellende pil dient in eerste instantie als een rechtzetting gelezen te worden, waarin Martens steeds opnieuw zijn eigen dienstbaarheid benadrukt.

Martens doet dus datgene waar de Memoires in falen, namelijk het opnieuw levend maken van de geschiedenis. Terwijl heel wat andere voorstellingen over de recente of huidige politieke geschiedenis blijven steken in de eigen linkse kramp — vaak blijft het bij preken voor eigen parochie — stelt Martens vragen zonder het antwoord luid schreeuwend en boerend in je gezicht te slingeren. De voorstelling plaatst de figuur Wilfried Martens binnen een nauwkeurige historische context (ook Martens was een kind van zijn tijd), gaat op haar eigengereide manier op zoek naar motieven en verklaringen en probeert dus de geschiedenis een concrete uitweg te bieden uit de collectieve hysterische herinnering. Die uitweg wordt daarenboven geboden binnen een artistiek product waarin termen als 'waarachtigheid' en 'juistheid' per definitie problematisch zijn. De voorstelling van Meuleman en De Sutter is geen apologie van een politieke carrière noch een historisch accurate reconstructie van een episode uit de recente Belgische geschiedenis; Martens is een verdediging van dé politiek en dat is, in tijden waarin ideologieën per definitie verdacht zijn, een dapper uitgangspunt.

REFERENTIES

Wilfried Martens, De memoires. Luctor et emergo, Tielt: Lannoo, 2006.
Martens. Tekst Bart Meuleman en Koen De Sutter.
Regie Bart Meuleman.
Spel Koen De Sutter.
Scenografie Peter Missotten (De Filmfabriek).
Geluidsontwerp Senjan Jansen.
Productie: NTGent en Theater Antigone.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.