Dat het niet schoon meer is

Honderd jaar geleden deed de Grote Oorlog de wereld bruusk ontwaken uit haar droom van vooruitgang, verlichting en beschaving. Ook kunstenaars voelden zich verantwoordelijk. De eeuwenlange drang naar schoonheid had enkel monsters gebaard. Marcel Duchamp trok zijn handen af van de schone kunsten, George Grosz hanteerde zijn penseel als een wapen in de klassenstrijd en Piet Mondriaan sloot zich op binnen een abstracte beeldtaal. Kunstcriticus Clement Greenberg haastte zich om ook deze niet-representatieve kunst te koppelen aan een verzetsideologie. Kunst had niet langer de luxe om zich te beperkten tot een esthetisch spel. Kunst moest de wereld een geweten schoppen. Kunst was politiek geworden.

En dat is ze ook gebleven, over Joseph Beuys’ Wirtschafswerte tot Ai Weiwei’s Fairytale. Vandaag verdwijnt het kunstwerk desnoods uit beeld. Tijdens het rekto:verso debat over de toekomst in Vooruit benadrukte Anne Teresa De Keersmaeker nochtans dat de vorm voor haar essentieel blijft. De estheet kan dus opgelucht ademhalen. Of toch niet? Want mag die vorm nog wel mooi zijn? Sinds pakweg Baudelaires fascinatie voor lelijkheid – hij vond Belgen trouwens zo lelijk dat ze onmogelijk in staat konden zijn om schoonheid te begrijpen – is afbraak van het schone de norm geworden. Lelijkheid heet immers contrair, terwijl schoonheid veelal doorgaat voor kritiekloos.

Schoonheid lijkt een taboe geworden. Gelukkig is er plastisch chirurg Jeff Hoeyberghs, die in 2014 zijn magazine JEFF lanceert ‘over schoonheid in al zijn vormen’. Zoals daar zijn: het lichaam, interieur, design, tuinen, juwelen en ook onze Vlaamse primitieven en de tapijtindustrie. Wie zegt dat schoonheid verloren is gegaan, vergist zich schromelijk. Ze is alom. Er zit zelfs een bloeiende industrie achter, die lifestyle en kunst op één lijn heeft getrokken met smaak en winst.

In de bijna evangelische discoursvorming over het belang van kunst hoor je ‘schoonheid’ nog zelden vallen.

Je vraagt je dan wel eens af waarom iedereen steeds meer geld spendeert aan het juiste esthetische decorum voor zijn dagelijks leven, terwijl die paar miljoen subsidie voor artiesten zo moeilijk liggen. Omdat een modieuze bh en het juiste behangpapiertje in de gang wel als nuttig worden ervaren, en de bloed-zweet-en-tranen-kunst van onze bekende ‘krijger van de schoonheid’ niet? Wellicht is het antwoord veeleer dat nogal wat kunst niet meer op dezelfde herkenbare manier ‘mooi’ is. Ook in de bijna evangelische discoursvorming van de cultuursector over het belang van kunst hoor je ‘schoonheid’ nog zelden vallen.

Schoonheid, kortom, is een dubbel probleem. Maatschappelijk speelt ze al te makkelijk de dienstmaagd van economische belangen, terwijl ze artistiek beladen is met zoveel zonden dat zelfs haar bewezen diensten er nog amper toe doen. Resultaat? Van alle aforismen die ooit over schoonheid zijn gepleegd, leest zelfs dat van Keats als gedateerd. ‘A thing of beauty is a joy forever’? De waarheid is dat mooie artikelen tegenwoordig vooral niet te lang mogen meegaan, terwijl de kunstenaar het niet meer als zijn taak ziet om vreugde of genoegen te leveren, laat staan dat hij daarvoor schoonheid als een middel zou zien. Vanzelfsprekend zijn er uitzonderingen. Maar schoonheid en kritiek lijken toch twee aparte werelden geworden.

Wake-up beauty

Dit nummer bevraagt dat schijnbare schisma, op zoek naar een schoonheid voor deze nieuwe eeuw. Dat klinkt als een onmogelijke missie, en dat is het ook. Het schoonste aan schoonheid is nu eenmaal wat zich niet in woorden vatten laat. Daarom wordt er over schoonheid zo vaak in clichés gesproken. Charlie Chaplin ergerde zich er al aan. ‘Ik heb weinig geduld met iets moois dat uitleg behoeft om begrepen te worden. Als het extra interpretatie vraagt van iemand anders dat de maker, vraag ik me echt af of het zijn doel heeft bereikt.’

Sorry Charlie, maar dat is precies wat meerdere auteurs in dit nummer doen. Ze proberen de schoonheid van werk dat ze mooi vinden weer te benoemen: Virginie Platteau over Stefan Hertmans’ Oorlog en Terpentijn, Eric Min over Berlinde De Bruyckere in Avignon, Vanity Celis over de film La Grande Bellezza, Thomas Werbrouck over de lelijke compilatieplaat Songs in the Key of Z, … Ook vijf kunstenaars leveren een beeldbijdrage rond één parel in hun eigen (toegepaste) discipline. Omdat we ons opnieuw moeten oefenen in de woordenschat van het schone. Wat is schoonheid juist? Hoe verhoudt ze zich tot kitsch, tot gruwel, tot techniek? De antwoorden zijn even divers als er auteurs zijn, maar net dat zegt alles. Schoonheid is geen vaste eigenschap van dingen. Ze ontluikt in het oog van de beschouwer. Lap, weer een cliché.

De vraag is vooral wat dat betekent, ook voor de samenleving als geheel. Yves Petry en Guy Cassiers verdedigen schoonheid als een vonk tot betrokkenheid, tot vitalisme: een antidotum tegen de spontane onverschilligheid onder alle overdaad van deze tijd. Christophe Van Eecke en Tom Van Imschoot vinden wervende maatschappelijke functies van schoonheid bij denkers als Elaine Scarry, Sianne Ngai en Wendy Steiner. Zij denken voorbij de afwerende norm van afgelopen eeuw. De kern van hun eigentijdse begrip van het schone ligt in wat Dante al wist: ‘Schoonheid wekt de ziel tot actie.’

PS Kom op maandag 16 december naar ‘De andere kant van het buitenland’: het debat van rekto:verso en KVS over internationalisering. Chris Dercon gaat in debat met Jan Lauwers, Thomas Bellinck, Guy Gypens en Alain Platel over de zin van internationaal spelen. En van januari tot mei 2014 houden rekto:verso en CAMPO vier debatten over kunst en samenleving, in aanloop naar de stiefmoeder aller verkiezingen.

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Kunst (het kunstwerk of de

Kunst (het kunstwerk of de kunstdaad) heeft m.i. nooit een andere functie gehad dan 'schoonheid' te creëren, te accentueren, te imiteren of te suggereren. 'Schoon' heeft ook geen andere functie of nut dan 'schoon' te zijn of schijnen te zijn maar 'schoonheid' is ook een fundamentele menselijke behoefte als levensnoodzakelijke compensatie voor alles wat de mens als 'niet-schoon' ervaart en dat is - in de loop van een mensenleven - een heel groot, zwaar en lastig te dragen pak, een pak dat voor de mens sinds zijn evolutie van 'primitief' tot de extreem 'ontwikkelde' van heden alsmaar groter, zwaarder en lastiger is geworden. De reële (maar verborgen, onderdrukte of gesublimeerde) menselijke behoefte aan 'schoonheid' is dan ook evenredig of zelfs méér dan evenredig toegenomen. Probleem, groot probleem en alsmaar groter wordend probleem is dat - in algemene zin - de 'kunst' en de 'kunstenaar' met die stijgende behoefte aan 'schoonheid' niet zijn mee geëvolueerd maar integendeel verstek hebben laten gaan, afgehaakt, gevlucht, gebogen en geplooid om uiteindelijk ook zichzelf te verloochenen, verraad te plegen en te vervallen in een onvoorwaardelijke collaboratie en zelfs in een versmelting met al wat staat en gaat voor 'niet-schoon', ronduit voor 'lelijk'. Zodoende zijn de 'kunst' en de 'kunstenaar' thans - ei zo na - op een punt gekomen waarin ze niet enkel zichzelf hebben ontkend maar ook zichzelf hebben opgegeven en opgeheven, op een punt waar 'kunst' en 'kunstenaar' gewoon niet meer zijn, niet meer bestaan: een lege doos, een lelijke doos vol leegte waarvan alleen de hol klinkende naam 'kunst' is overgebleven, een naam die bovendien schaamteloos wordt misbruikt om de naar 'schoonheid' snakkende extreem 'ontwikkelde' mens citroenen voor appelen, pisbakken voor zeezichten en kaduke mosselpotten voor gebeeldhouwde totems te verkopen. Vele hedendaagse curatoren, 'museum' directeurs en kunstcritici spelen hierbij een regisserende en dirigerende rol als op naam, faam en geld azende gang- en windmakers. Vraag maar aan Vadertje Hoet, die kent en weet er alles van, behalve - naar eigen zeggen en schrijven - één ding niet, nl. wat (hedendaagse) 'kunst' wezenlijk is of voor staat en gaat. In het verlengde van mijn bovenvermelde stelling dat 'kunst', de 'kunstenaar' en het 'kunstwerk' thans niet meer bestaan of dan toch op sterven na dood zijn, lijkt me dit een voor de hand liggende conclusie van een consequente 'hedendaagse kunst kenner' te zijn. Als de kunstenaars van destijds vonden dat zij als scheppers, bezielers... van 'schoonheid' de Grote Oorlog niet mee hadden kunnen voorkomen en dientengevolge het ideaal van de 'schoonheid' en bijgevolg ook zichzelf gingen ontkennen en afvallen, hoe en waarmee hadden zij en deze na hen dan gedacht om de Tweede Grote Oorlog, de Koude Oorlog, de Vietnam Oorlog en alle hierop volgende warme en hete oorlogen tot en met de actuele en komende oorlogen en misdaden tegen de mensheid te voorkomen of dan toch te 'verzachten' ? Met een betoog, een betoging, een pamflet...? Met een pisbak, een mosselpot, een soepblikje, een paleisplafond beplakt met keverschildjes? Door spinnen over scheermesjes te jagen, door levende katjes voor de Lol & de Kunst omhoog te smijten? Door een Nep Kak Machine te bouwen en Stront In Pakjes als speculatieve belegging aan te smeren aan Minder Begaafde Beter Vermogenden ? Door Weerloos Verdoofde Varkens te tatoeëren om nadien hun Kunstig Dode Vel als speculatieve belegging aan dezelfde soort Gewetenloos Beter Vermogenden te versjacheren? De hele wereld moge in vuur en vlam staan maar ik ben ervan overtuigd dat échte kunstenaars - diegenen die 'schoonheid' creëren, accentueren, imiteren of suggereren – ook dan niet zouden stoppen, opgeven, wijken of verzaken aan hun wezenlijke 'roeping' en 'missie' maar integendeel met des te meer overtuiging en kracht zullen volharden in en gestalte geven aan hun ideaal van (menselijke) 'schoonheid'. Kunstwerken van 'schoonheid', niet om ze in 'musea' steriel op te hangen of in donkere archieven weg te stoppen maar om ze aan de 'lelijke' wereld te tonen, voor te houden, als 'reproducties' te verspreiden, voor de neus van de menselijke ‘lelijkheid’ te duwen, desgevallend om ze - opgeplakt op borden - mee te tronen in processies, optochten, marsen en betogingen. De kans is zeer reëel dat dit een groter en vooral een effectiever tegengewicht zal vormen tegen de gruwel van de menselijke 'lelijkheid' dan in ludieke ‘musea voor actuele kunst’ plechtstatig opgebaarde Pisbakken, Mosselpotten, Nep Kak Machines....enz. De kunstwerken van 'schoonheid' fungeren dan als een beeldend 'wapen', een ontwapend beeld van (menselijke) 'schoonheid', zoals dit al ettelijke keren is vertoond en bewezen in en door de beeldende kracht van een foto van een door de lelijke gruwel van een oorlog getekend Kind of enig ander Mens. Niet zomaar een foto maar een 'schone' foto, een goede foto, een voorbeeldige foto, een voorbeeld foto.

Beste vrienden van de

Beste vrienden van de schoonheid,

Ik ben geen goede schrijfster en ik weiger duidelijke standpunten in te nemen, zeker tegenover schoonheid. Deze tekst dient vooral om de Heer Van Hecke te garanderen dat kunst zijn ziel niet kwijt is... Misschien moet hij hem gewoon elders gaan zoeken...
Ik ben laatstejaarsstudent conservatie en restauratie en ik worstel al menig jaar met de strijd tussen kunst en ambacht, reclame, gebruiksvoorwerp... Voor mij kan alles kunst zijn. Het geeft geen sokkel of grote witte muur nodig. Het probleem van schoonheid gerelateerd aan kunst stelt zich enkel wanneer kunst beperkt wordt tot 'beeldende kunsten' of zoals in bovenstaande tekst 'hedendaagse kunst' enkel gerelateerd wordt aan wat zichtbaar is in musea (voor hedendaagse beeldende kunsten). Kunst is niet altijd kunst met de grote 'K'. Als we kunst uitbreiden naar alle, door de mens vervaardigde zaken, kan kunst nog steeds een prachtig vervaardigd ambachtelijk gebruiksvoorwerp zijn. Van daaruit kan je gaan naar literatuur, film, televisie, design, de populaire cultuur... Het probleem ontstaat vooral door het feit dat de publieke opinie Kunst relateert aan Geld.
Het autoritaire erfgoeddiscours leeft doordat het continu naar zichzelf refereert hetgeen ondersteund word door experts (curatoren, 'museum' directeurs en kunstcritici). Vaak wordt echter vergeten dat het publiek de enigen zijn die hun geloofwaardigheid in stand houden. Een museum dat niet bezocht wordt is geen kunsttempel maar een mausoleum en dat weet de 'expert'.
In mijn onderzoek naar de bewaring van conceptuele kunst merk ik dat er geworsteld word met de betrokkenheid van het publiek. Heeft het hedendaagse kunstwerk een sokkel nodig om als kunst beschouwd te worden? De 'expert' is er in ieder geval nog niet uit.
Het is moeilijk een hedendaags kunstenaar te verwijten. Zij willen immers ook slechts wat geld op de bank en het gevoel van een zinvolle invulling van hun tijd op deze aarde. Er zijn natuurlijk diegenen die katten in de lucht willen smijten maar als ik dan de man zie die de wolken meet weet ik weer waarom hij dat krediet ooit op een bepaalde manier van een bepaald publiek verworven heeft.
Zoals ik het zie kan de liefhebber van schoonheid vele richtingen uit. Als hij gewoon wil genieten, kan hij ten volle genieten en aanvaarden dat schoonheid van voorbijgaande aard is. Als hij merkt dat deze schoonheid een collectieve appreciatie weet te vinden kan hij aankloppen bij de erfgoedbewarende instanties in het Belgenland om hen te motiveren deze 'kunst' te bewaren. Of men kan kritiek geven... Maar kritiek wordt zelden schoon en vaker lastig gevonden. Maar maak je er een tekening van, zoals Banksy doet, dan wordt een probleem gezien, besproken en gehoord... en voor je het weet krijgt je Boodschap een grote 'B' een Kunstwerk met een grote 'K' en dit allemaal van onderuit ondersteund door het Publiek met een grote 'P'.

Schoonheid kan bij het

Schoonheid kan bij het beoordelen van kunst geen criterium zijn omdat het schoonheidsideaal voortdurend verandert. Niemand vond destijds de schilderijen van Van Gogh of Gauguin mooi en zo is het talloze kunstwerken vergaan. Maar zelfs indien het schoonheidsideaal universeel en tijdloos zou zijn, dan nog zou het geen criterium kunnen zijn. Kunst is veel meer dan schoonheid, anders zouden we een mooie zonsondergang of een weergaloos doelpunt van Ronaldo ook kunst noemen en dat doen we niét. Iets is pas kunst als het een plaats heeft in het traject van de kunstgeschiedenis en als daarover is nagedacht. Kunst veronderstelt altijd een voorafgaand intellectueel proces. Anders spreken we over decoratie. Marcel Duchamp maakte z'n kunst "met de grootst mogelijke visuele onverschilligheid". Zijn urinoir is wellicht het grootste kunstwerk van de 20e eeuw, is helemaal niet mooi, maar heeft wel de hele kunstwereld op z'n kop gezet! De laatste honderd jaar zijn heel wat kunstwerken niet meer op zoek naar schoonheid, maar ze zijn bv. een commentaar op kunst, of ze doen onderzoek naar het medium etcetera…Het ganse conceptuele gebeuren doet niets anders. Of gaan we Kosuth en Broothaers en zovele anderen dan maar op de vuilbak gooien?
Door het korte bestek is bovenstaande redenering nogal rudimentair, maar ze is wel essentieel. Een tekst als die van Jos Van Hecke doet eigenlijk niets ter zake. Wie denigrerend spreekt over "pisbakken" en "Nep Kak Machines" heeft er duidelijk niets van begrepen en loopt honderd jaar achter. Het is bedroevend dat, als het over kunst gaat, zowat iedereen denkt een mening te moeten ventileren in plaats van eens te luisteren naar mensen die écht weten waarover het gaat. Als we het hebben over kernfysica of microbiologie, dan luistert iedereen naar de experts, maar als het kunst betreft dan is onwetendheid blijkbaar geen hinderpaal!

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.