Cultureel fascisme?

Wat is dat toch? Ons probleem met diversiteit? Waarom kunnen wij, open minded people, niet met anders zijn overweg?

Op het Theaterfestival 2006 volgde ik op de debatdag van het Vlaams Theaterinstituut (VTi) de werkgroep 'diversiteit'. De eerste straffe uitspraak kwam van een wijze dame. Ik vermoed dat ze jong was in de sixties:

'Laten we niet in de valkuil trappen om diversiteit alweer te verengen tot multi-etniciteit.'

Gelukkig kende ik in 'de sector' geen kat. En liet ik mij dus niets gelegen aan titels, functies of palmares. Door mijn jaren als straathoekwerker heb ik trouwens een ergerlijke 'en wat dan nog'-attitude ontwikkeld.

Dus antwoordde ik meteen: 'Ja, mevrouw. Natuurlijk, mevrouw. Maar met dit soort wollig gezwollen gezwijmel bakken we geen spiegelei. Ik hou ervan om te spreken over Marokkaanse jongens tussen acht en achttien. Want daar kunnen we iets over zeggen. Dat is hanteerbaar (die gasten soms ook). Een beetje analyse en reductie mag dus wel, om ook concrete besluiten en beslissingen te kunnen nemen.'

Zelfde werkgroep: 'Ja zeg, nu hoor ik dat de VDAB een aparte opleiding voor allochtone acteurs wil opstarten. Zo kunnen we toch niet beginnen, dat leidt toch tot segregatie.'

So what? De Arbeidersbeweging heeft toch ook in afzondering een vuist moeten maken? De vrouwenbeweging had toch ook haar aparte tijd nodig om tot de jaren van verstand te komen? De homobeweging heeft zich toch ook moeten afscheiden en manifesteren om tot een ietsie pietsie aanvaarding en integratie te komen?

Bruce Lee OOK, Theater Stap
 

Geef ook andere groepen hun tijd en ruimte.

Onder meer Boal, Marcuse en sociologische denkers rond 'sociale ecologie' (de Chicago School) wezen al op het feit dat segregatie niet uitsluitend negatieve effecten hoeft te hebben. In hun visie kan concentratie en afscheiding een noodzakelijke fase zijn voor de ontwikkeling van de identiteit van individuen en van groepen individuen.

Flying Carpet vzw en VRT waagden het er alvast op. Het resultaat is het volbloed allochtone theatergezelschap de Halve Maan. Natuurlijk is zo'n troep de schrik van elke debuterende Vlaamse kunstenaar. De nieuwe bloedjes riskeren uit het niets de hoogte in gekatapulteerd te worden. Een al te vroege burnout behoort dus tot de risico's. Maar reken ook maar dat deze acteurs heel kritisch in de gaten gehouden zullen worden.

In het onderwijs blijkt onderricht van verschillende vakken in de moedertaal van allochtone kinderen vruchten af te werpen. Vakken als wiskunde begrijpen ze ineens veel beter, en ze leren veel vlotter een tweede taal wanneer ze eerst de moedertaal grondig beheersen. Opvallend is dat vooral leerkrachten en directie (specialisten, toch?) deze gerichte aanpak ondersteunen. Politici zijn vaak sceptischer.

 

KIJKEN EN LUISTEREN

Zelfde werkgroep op het Theaterfestival 2006, een andere dame ditmaal. Ze bleek te programmeren in een groot kunstenhuis:

'Ja, ik was deze zomer op een hedendaags theaterfestival in Afrika. Maar niets van wat ik daar zag, kan ik in mijn huis (wiens huis?) programmeren. Het past niet in onze artistieke context. Mijn publiek (wiens publiek?) heeft daar geen boodschap aan.' Wablief?!

Als hedendaagse Afrikaanse acteurs, vertellers, schrijvers, regisseurs, beeldend kunstenaars, dansers of choreografen hun verhaal op die bepaalde manier willen vertellen… Als die bepaalde vorm hun levende kunst is… Wie zijn wij dan om dat niet op onze podia te dulden? Willen wij wel luisteren? Willen wij wel naar hen kijken?

Wat zouden zij eerst in onze context moeten passen? Waarom zouden zij zich onze concepten moeten wringen? Ruikt dit verdomd niet naar cultureel fascisme?

Mochten we nu eens aan Afrikaanse kunstenaars en curatoren zelf vragen om jaarlijks hun 'best of' van het voorbije theater- en dansseizoen samen te stellen? En die voorstellingen vervolgens onvoorwaardelijk programmeren?

Misschien is dan hier en daar een beetje duiding of extra informatie over de context van de voorstelling wel noodzakelijk. Maar is dat een belemmering? Ook hedendaagse dans en muziek worden vaak van een inleiding voorzien.

Bovendien kan het onvoorwaardelijk programmeren van werk dat in een anders-culturele context ontegensprekelijk tot kunst gerekend wordt, ons westerlingen dwingen ons eigen kunstconcept voortdurend in vraag te blijven stellen en te blijven herdefiniëren.

 

ARTISJIEK

Een jaar later ging het in de obligate werkgroep diversiteit, op het Theaterfestival 2007, al meteen over 'artistieke beoordelingscriteria' voor diversiteitprojecten.

En weer was de zo funeste opsplitsing 'sociaal' tegenover 'artistiek' het struikelblok. Pure kunst zou uit het culturele potje gesubsidieerd moeten worden. 'Sociale kunst' uit het sociale potje. Vond de zitting. Algemeen.

Ook deze werkgroep werd besloten met bitter weinig concrete conclusies.

Wij durven gewoon niet geloven dat Turken, Marokkanen, negers en andere sociale gevallen wel eens simpelweg artistiek relevant werk zouden kunnen leveren.

Wat artistiek relevant is? Een positief antwoord op volgende vragen, wat mij betreft. Is er noodzaak om dit werk te maken? Is er noodzaak om dit werk te communiceren aan een publiek? Vertelt dit werk iets over, of voegt het iets toe aan het gangbare leven in deze bepaalde samenleving?

Ook de professionaliteit van de kunstenaar vind ik een belangrijk criterium. Of met een vergelijking van Willem Elias: iedereen bakt wel eens een taart, toch zijn er bakkers. Iedereen maakt al wel eens iets kunstigs, toch zijn er kunstenaars.

 

GO ANCIAUX, GO!

Er kan in dit kader van alles opgemerkt worden over onze Vlaamse minister van cultuur Bert Anciaux en zijn promotie van meer diversiteit in de kunsten. Maar hij durft tenminste al eens een stok in het kiekenkot te gooien.

Ik pluk er lukraak twee leuke uit.

Quota in het sociale en culturele verenigingsleven? Een verplichte 10%-regel voor de samenstelling van de raden van beheer van grote instellingen? Absoluut! Gewoon doen.

Ooit heeft ook een kleine politieke partij zichzelf deze beperkende maatregel opgelegd om meer vrouwen op de lijst te krijgen. Het heeft haar veel stemmen opgebracht. Meteen werd ze in praktijk ook wel geconfronteerd met de lasten. Het bleek niet zo eenvoudig om voor dit ritssysteem voldoende vrouwen te vinden die op zo'n lijst wilden gaan staan, laat staan om ook effectief te gaan zetelen. Een aantal van de vrouwen die er wel zijn ingevlogen, hielden het binnen het jaar voor bekeken.

Maar het resultaat is wel dat honderd jaar na het stemrecht voor vrouwen, vrijwel elke Vlaamse politieke partij uitpakt met evenwichtige lijsten. Dat onze regeringen veel evenwichtiger zijn samengesteld. Dat een aantal straffe madammen de trends breken en het beleid bepalen.

Zolang het niet vanzelfsprekend is dat in Vlaanderen een gesluierde moslima het nieuws mag lezen, is zo'n verplicht quotum een noodzakelijk kwaad. Als sturende fase.

En ja, de sportclubs zullen op termijn merken dat het niet evident is, samen douchen na de training. De theaters zullen merken dat jongeren energiek zijn.

Maar als quota er op termijn toe kunnen leiden dat de raden van beheer en podia van onze cultuurhuizen een eerlijker afspiegeling van de bevolking van ons land vormen: graag!

En subsidies voor creatieve en artistieke uitingen van illegalen, om nog een ander plan van Anciaux te noemen? Geweldig toch! Het juridisch mogelijk maken dat de staat mensen betaalt om hier niet te mogen zijn...

Heel wat zogenaamde 'straatmuzikanten' over de hele wereld blijken trouwens professioneel geschoolde musici te zijn (volgens een onderzoek op de Street-Musicians Meeting in Istanbul, april 2007).

 

EIGEN LIJF EERST

Na mijn terugkeer van een intensieve training traditionele Derwish dans in Istanbul / Yalova (integratie mag van beide kanten komen) kreeg ik van een leraar te horen:'Ja, ik heb in de jaren zeventig ook nog wel aan whirling gedaan, maar ik ben daar tegen. Dat is van en voor de Turken. Hetzelfde met D. en P. die in Japan Butoh-dans zijn gaan leren. Wat zouden wij Europeanen in godsnaam proberen een Japans lijf te krijgen?'

De persoon in kwestie was toevallig gekneed uit Vlaamse klei, en mijn docent Grotowski. Was Grotowski trouwens geen Pool?

Het gaat toch ook helemaal niet om dat Japanse lijf? Het gaat om onderzoeken, nieuwe invalshoeken vinden, je lichaam in een andere positie plaatsen en zien wat er dan gebeurt met de geest, het hart, de ziel (zo je wil).

Zelf speel ik momenteel in een performance met Armando Dios. Toevallig ook een fysiek gehandicapte acteur die in de jaren tachtig op Studio Herman Teirlinck te horen kreeg 'dat zijn fysieke conditie het onmogelijk maakte een professionele acteursopleiding te volgen'. Intussen brak de man wel potten met onder meer Bataclan en La Loteria van cirQ en in 'Kom kijken naar de westerse mens' van Bart de Wildeman. Niet toevallig allemaal nogal Gents.

Een programmator van een kunstencentrum zei mij al op voorhand: 'Nee jong, ik moet dat niet. Gehandicapten op een podium, ik knap daarop af.' Hij is niet eens komen kijken.

Een andere dame uit de zestiger jaren blafte mij straight in the face, op de vraag of ze de performance al had gezien of nog zou komen kijken: 'Nee, en ik wil dat ook niet zien.'

Aha.

'Nee, echt niet.'

Enneuh, wat zijn dan uw argumenten misschien?

'Nee als ik hoor wat S. (dramaturg) daarover vertelde, dan wil ik dat niet zien.'

Ok, en wat zijn dan uw argumenten?

'Gewoon, ik heb daar geen boodschap aan. Dat mag toch, hé Luk?'

Uiteraard. Dank u.

Je zal maar jong performer zijn in Vlaanderen.

Ze is, uiteraard, niet eens komen kijken.

Dus een programmator knapt bij voorbaat af op gehandicapten op scène. Een zakelijk leidster wenst op basis van een verhaal, een interpretatie van horen zeggen, bij voorbaat te besluiten dat ze er geen boodschap aan heeft.

Nee, ik ben geen gefrustreerde kunstenaar. Het gaat hier om de inhoud van wat ik zeg. Ja, toen voelde ik me zeker gefrustreerd. Maar nee, dat rechtvaardigt niet dergelijke discriminerende vooringenomenheid.

Een gelijkaardig lot was trouwens jarenlang Theater Stap beschoren: een gezelschap dat intussen al meer dan twintig jaar professioneel theater maakt met al even professionele 'emotioneel hoger begaafden'. Aanvankelijk was het even een hype. Maar al snel was het 'toch maar therapie', 'toch niet echt kunst'.

Intussen bestaan die koppigaards wel nog steeds. En ze staan er! Op het vlak van regie-experimenten was Stap zelfs vaak vernieuwend voor Vlaanderen. En intussen voltrok de integratie zich verder: diverse normale professionele acteurs deelden al met plezier de scène met acteurs van Theater Stap.

Via de straat en de hiphop zijn de eerste Noord-Afrikaanse dansers al in de hedendaagse dans geïnfiltreerd. Zonder ironie: wat een open en internationale gemeenschap, die dans!

Helemaal op eigen houtje zijn de Marokkanen de stand-up comedy binnengetuimeld.

Nigel Williams en Axel Agnew zijn trouwens ook migranten.

 

BANGE BLANKE MAN?

Maar nee, we knijpen schizofreen ons gat dicht als het écht op diversiteit aankomt. We kunnen er gewoon niet mee overweg.

De bange blanke man bestaat niet. Alleen een witte, dominante, ego- en etnocentrische, middenklasse stadsbewoner.

Sommige schouwburgen hebben evenwel al een Marokkaanse poetsvrouw. Een enkele theatertempel beschikt al over een Marokkaanse technicus. Een zeldzame witte raaf mag in een jury zetelen.

Maar diversiteit wordt pas een realiteit als er een neger programmeert. Als er een Marokkaan voorzitter wordt. En weet je, zo heel veel zal er niet veranderen. Er zijn immers ook middenklasse Marokkanen. Niet elke arbeider gaat naar de voetbal.

We willen ze zo graag in onze zaal. Maar ze mogen geen lawaai maken.

We willen ze zo graag op onze podia. Maar we willen dat alleen op onze manier.

Weet u, ze hebben ons niet nodig!

Zolang wij onze ivoren torens omhullen met wollig geleuter. Zolang wij ons onledig houden met filosofische debatten over, maar niet met de allochtone gemeenschap. Zolang wij niet de ballen hebben om op straat eens zelf met makakken te gaan klappen. Zolang hebben zij geen boodschap aan ons.

^ Terug naar boven
 

Reacties

MACHT EN ONMACHT IN HET

MACHT EN ONMACHT IN HET DIVERSITEITSDEBAT!

Dominique Willaert

Ook ik was aanwezig op de VTi-debatdag tijdens het Theaterfestvial van 2006, waar Luk Sips in het begin van zijn bijdrage naar verwijst. Tussen het vele werk door was ik naar Antwerpen gespoord om op vraag van het VTi de werkgroep 'diversiteit' voor te zitten. Net voor de werkgroep van start ging, stond ik buiten te roken. Op enkele meters van mij stond Luk Sips mij met een gretige blik aan te staren. Hij kende niemand en leek zich wat verweesd te voelen. Hij stak meteen van wal: hoe moeilijk het was om zonder naam en faam nog een plaats te krijgen in het kunstenveld, hoe opvallend weinig 'Anderen' er op onze scènes te zien waren. 'Ja, juist, ja natuurlijk', en na een laatste trek nicotine trokken we naar de zaal. Een twintigtal blanke, vriendelijke mensen namen deel aan het gesprek. Eerbiedwaardige mensen als Erwin Jans en Marianne van Kerkhoven probeerden tussen de vele clichés door constructieve input te leveren.

Het einde van de debatnamiddag werd afgesloten met een ronkende speech van een grote theaterdirecteur. Ik citeer even uit zijn speech: 'Wie zich vandaag niet aansluit bij de nieuwe heersende stroom van aanbevelingen die men kunstenaars en hun begeleiders wil opdringen, krijgt al snel de stempel aan democratische onvolkomenheid te lijden. …We hebben aan meningen geen tekort: we leven in een periode waar opiniemakers, mediafiguren, ondernemers, socio- en andere cultuurkenners allerhande om de haverklap wel een forum verkrijgen, of er een weten te verwerven, om zich geregeld eens goed te laten gaan. Iedereen schijnt te weten hoe kunstenaars zich eigenlijk feitelijk zouden moeten verhouden tot de maatschappelijke realiteit … Dat het maatschappelijke engagement van artiesten zich meestal beperkt tot de betekenis van hun artistieke creatie is blijkbaar ontoereikend geworden.'

In zijn gekende, geestige en onnavolgbare stijl schakelde de belangwekkende directeur een verhoging hoger: 'Het zou een interessante oefening zijn om in het brede cultuurveld het onderscheid tussen kunst en creativiteit scherper te stellen. Ik weet hoe aanlokkelijk het is om aan alles termen als 'kunst' of 'artistiek' toe te wijzen. Maar als we nadenken over het theater van de toekomst, dan zou het zuiverder en duidelijker zijn om een koe een koe te noemen.' En ten slotte, een laatste citaat: 'Ik heb een voorstel: neem hen (een stedelijke vzw als de Dienst Kunsten) dat geld af en wijs het toe aan de mensen uit de socio-artistieke sector: niet om er op hun beurt zelf projectjes mee op te zetten, maar om een plan te bedenken om de specifieke doelgroepen waar zij op hun terrein zo dicht bij betrokken zijn, als een nieuw publiek toe te leiden naar de artistieke sector.'

Anekdotisch, maar veelzeggend! De belangwekkende theaterdirecteur staat niet alleen in dit discours. Ik deconstrueer het graag even, omdat ik het steeds vaker zie opdoemen. Een deel van de culturele elite veronderstelt en veinst dat het open en tolerant is, bereid tot dialoog, maar beseft niet hoezeer dit alleen maar een misleidende pose is die de aandacht afleidt van diepe breuklijnen en ongelijkheid. Een deel van de kunstensector beschikt over voldoende macht om zich zonder enige schroom geen fluit aan te trekken van de oproepen en beleidslijnen die streven naar het opengooien van het werkveld en de kunstensector. Laat mij het voor één keer niet over de gekleurde medemens hebben. Wie een analyse van het werkveld maakt, kan enkele vaststellen dat de kunstensector grotendeels wordt bestierd door mannen. De één al met een groter ego dan de ander. Maar het blijven mannen, die meestal vol van zichzelf de autonomie van de kunsten verdedigen. Anomalie in dit verhaal is dat men telkens bewust vergeet te benoemen dat men werkt met het belastinggeld van burgers, bij wie het begrip 'kunstensector' niet zelden het beeld oproept van een gesubsidieerde speelpleinwerking waar grote, blanke kinderen zich kunnen uitleven in experimenten die er zelden echt toe doen. Deze uitspraak houdt het risico in dat ik nog wat verder in de marge geduwd zal worden, maar dat zal me worst wezen. Het illustreert enkel en alleen dat er binnen het culturele werkveld zelden plaats is om tegenspraak te bieden. Daarom vrees ik dat de mondige 'gekleurde medemensen' die door middel van de moedige en goedbedoelde beleidsoptie van minister Bert Anciaux in de sector worden gebracht, hetzelfde lot zijn beschoren: ofwel volg je braaf en slaafs de gangbare definities en codes die een groot deel van de sector beheersen en mag je blijven, ofwel word je onverbiddelijk terug naar je hok verbannen.

De kunstensector bestaat helaas voor een niet onbelangrijk deel uit machtigen die heel erg bewaken dat de onmachtigen in de marge blijven ploeteren. Die onmachtigen zijn niet alleen de allochtonen of de gekleurde mensen, maar het zijn onder meer ook: mondige vrouwen, beeldende kunstenaars, sociaal-artistieke werkingen, kleine organisaties en creatievelingen van divers allooi die de geijkte kunstenbegrippen in vraag durven stellen, en makers die andere leefwerelden en lijfstijlen op de scènes willen representeren. Nog steeds heerst er een feodale en koloniale blik binnen een deel van het kunstenveld: 'Wij, trotse en geseculariseerde kinderen van de Verlichting bepalen wat er als kunst mag worden beschouwd.' In het discours van de theaterdirecteur komt een expliciete agenda naar voren: laat ons bepalen wat kunst is en het is aan de publiekswerkers om de gewone leek te bekeren en te overtuigen dat wat wij aan de lopende band produceren als 'kunst' moet worden gesmaakt. Dit wordt dan wellicht met publieksverbreding bedoeld!

Ik las met de glimlach en met een vloek het stuk van Luk Sips, die uitdrukking geeft aan een onvervulbare utopie, maar des te meer nastrevenswaardig is. Ondanks het feit dat er een sterk defensieve strategie voelbaar is in de terechte oproep naar meer diversiteit, is diversiteit meer dan ooit een maatschappelijke realiteit. Het lijkt me belangrijk dat er in de analyses en beleidsstrategieën vooral uitgegaan wordt van de vaststellingen dat er macht en onmacht, gelijkheid en ongelijkheid bestaan. Het diversiteitsdebat moet binnen die termen gevoerd worden, anders blijven theaterdirecteurs er van overtuigd dat ze interculturaliseren omdat er een Marokkaan, een Sloveen of een Argentijnse op hun podium staat.

Een kunstensector en een samenleving tout court kunnen pas interculturaliseren wanneer er ruimte gecreëerd wordt voor andersdenkenden, voor gelovigen en niet-geloven, voor hoogopgeleiden en andersopgeleiden, voor vrouwen en mannen, voor pas afgestudeerden en voor anciens, voor heersende discours en minderheidsdiscours … Ik hoop dat de beleidsmakers beseffen dat de oproep van Luk Sips en vele anderen er op neerkomt dat men vraagt om de macht te herverdelen. En de geschiedenis leert ons dat er altijd strijd moet worden geleverd om de macht te herverdelen. Die strijd vindt best plaats buiten de kunstensector, maar binnen de domeinen die er echt toe doen: onderwijs en tewerkstelling.

Alarm!

Uit een recent onderzoek van Ides Nicaise blijkt dat ons onderwijssysteem de voorbije decennia nauwelijks werd gedemocratiseerd. Dit onderzoek leert onder meer dat een Belgisch kind in het eerste leerjaar tien procent kans heeft op achterstand. Voor niet-Belgische kinderen is dat dertig procent. Die ongelijkheid neemt nog toe in de loop van het lager onderwijs. In het zesde leerjaar heeft het Belgische kind twaalf procent kans om minstens een jaar achterop te zitten. Bij niet-Belgische kinderen is dat vierenveertig procent. Kinderen van niet-Belgische afkomst komen ook heel makkelijk in het buitengewoon onderwijs terecht. De belangrijkste reden van die discriminatie is dat het gewone onderwijs onvoldoende middelen heeft om die kinderen te omkaderen. Ze worden dan maar doorverwezen, vaak op basis van IQ-testen, maar die zijn vertekend.

Hopelijk krijgen we binnen ons onderwijssysteem ooit een minister die dezelfde moed en durf etaleert als Anciaux, want het is een beleidsdomein dat er echt toe doet en dat de basis van onze democratie uitmaakt. Laat ons hopen op een onderwijssysteem dat mensen emancipeert en hen de mondigheid en moed bijbrengt om een nieuwe sociale strijd te voeren. Een strijd voor meer sociale en economische rechtvaardigheid! En om het risico te omzeilen om misbegrepen te worden: ja, er zijn gelukkig heel wat culturele werkers die mee willen bouwen aan een interculturele samenleving. Maar toeval of niet, je treft hen meestal buiten het centrum aan!

(Dominique Willaert coördineert de Gentse sociaal-artistieke organisatie Victoria Deluxe)

WEERSTAND EN

WEERSTAND EN VERANDERING

Joris Janssens

Luk Sips hekelt het onvermogen van de podiumkunstensector om met de diversiteit in de samenleving om te gaan. Ondanks verhitte discussies en een toenemende druk van het beleid zou de praktijk blijven steken in wollige uitvluchten, koudwatervrees en geslotenheid. Volgens Sips zijn 'we' bang van diversiteit.

Dat er in de podiumsector weerstanden bestaan tegenover interculturaliseren, is zeker geen nieuws. Enkele jaren geleden lijstte Netwerk CS, een Nederlandse organisatie die zich tot doel stelt kennis en ervaringen over diversiteit in de culturele sector te laten circuleren, enkele van die weerstanden op in het boekje Smoezen. Culturele diversiteit in het culturele bestuur (te downloaden op www.netwerkcs.nl). 'Vrouwen voelen zich niet thuis in onze bedrijfscultuur', is er een van. 'We kunnen ze niet vinden' of 'er zijn geen vacatures' luiden andere. Of: 'Gericht werven van vrouwen of allochtonen is niets voor ons. Om te beginnen zijn ze heus wel in staat voor zichzelf op te komen. Bovendien werkt een doelgroepenbeleid averechts omdat het mensen stigmatiseert.' Wijzen op het stigmatiserende effect van doelgroepenwerking is een uitvlucht waar Sips het in zijn bijdrage nadrukkelijk over heeft.

Dergelijke weerstanden zijn herkenbaar. Je hoort ze inderdaad geregeld opduiken tijdens debatten en workshops. Ik herken ze ook vanuit mijn onderzoekservaring bij het Vlaams Theaterinstituut. Zo was ik recent betrokken bij een onderzoek naar de manier waarop kunstenaars en kunstenorganisaties omgaan met de diversiteit in de samenleving. In het boek Tracks bundelden An van. Dienderen, Katrien Smits en ik twintig portretten van kunstenaars en organisaties. Daaruit probeerden we rode lijnen te distilleren. Welke valkuilen en drempels doemen op bij interculturele processen? Wat typeert geslaagde praktijken?

In de loop van dit onderzoekstraject — en vooral in de discussies die we nadien over ons boek mochten voeren — kwamen de weerstanden meteen in het vizier. Mensen blijken het vaak moeilijk te hebben met veranderingsprocessen. Na een mislukt 'intercultureel' project is het makkelijker te besluiten 'dat ze niet geïnteresseerd zijn'. De herkenbaarheid van het eigen aanbod in vraag stellen, is minder evident. De lijst met uitdagingen is lang: wederzijdse relaties en dialoog opzoeken, werken op maat van de context, ruimte maken voor de inbreng van anderen, langetermijnperspectief creëren, zich aanwezig maken en interesse opwekken die zich niet beperkt tot promomails, direct contact onderhouden op basis van empathie, verantwoordelijkheden uit handen geven bij creatieprocessen en programmering, investeren in de ontwikkeling van nieuwe formats … Het zijn kwaliteiten die wel wat vergen. Ze vereisen extra middelen omdat ze vaak pas op langere termijn vruchten afwerpen en op korte termijn zelfs contraproductief kunnen zijn. En, zoals Sips benadrukt, ze vergen een open instelling die allicht niet iedereen gegeven is. Terecht hekelt zijn tekst dus een aantal weerstanden die leven in podiumland (en ook daarbuiten, overigens).

Maar er dreigt wel eenzijdigheid. Sips' tekst is een veralgemenend pamflet waarin geslaagde processen geen plek kunnen krijgen. Om verschillende redenen is dat jammer. Ondanks alles zijn er immers mensen en huizen die de voorbije jaren boeiende trajecten hebben afgelegd: KVS, HETPALEIS, Union Suspecte, de Arenbergschouwburg, Kunstenfestival 0090, CC Muze, Kunstenfestivaldesarts en de andere organisaties die in beeld komen in Tracks. Denk ook aan de initiatieven van ccBe die leidden tot de ontwikkeling van kunstencentrum Moussem, dat zelf interessante allianties aanging met bestaande huizen in verschillende steden (MuHKA, Beursschouwburg, BOZAR …). Denk aan Victoria Deluxe, Unie der Zorgelozen en andere sociaal-artistieke projecten. Of aan Nieuwpoorttheater … Deze organisaties kunnen geen 'foutloos' parcours voorleggen, maar in hun trajecten blijken valkuilen in elk geval minder een probleem te zijn. Het gaat erom dat mensen aan de slag gaan, en ook bij zichzelf te rade gaan als er iets fout loopt. Dan blijkt dat blutsen en builen ook interessant kunnen zijn, omdat ze wel degelijk de motor zijn van een veranderingsproces.

Daarbij zien we dat de noodzaak om in dialoog te gaan steeds meer wederzijds is. Steeds meer allochtone kunstenaars organiseren zich en zoeken naar samenwerkingsverbanden. Dat 'zij' ons niet nodig hebben, moet daarbij niet opnieuw een smoes worden. Het is de vraag hoe dergelijke initiatieven kansen kunnen krijgen en hoe de glazen plafonds in het subsidiesysteem doorbroken kunnen worden. In het zog van het Tracks-onderzoek tekent VTi een traject uit om informatie over bestaande ondersteuningsmogelijkheden bij allochtone kunstenaars te brengen en hen actief te stimuleren om dossiers in te dienen.

Dat die nuances in Sips' verhaal geen plek kunnen krijgen is dubbel jammer. Zijn tekst houdt meteen op een analyse te zijn van waar 'we' vandaag in de podiumsector staan als het op diversiteit aankomt. Als we de bedoeling hebben om verandering op gang te brengen, dan lijkt het me verder productief om nadrukkelijk aandacht te vragen voor mensen en organisaties die kunnen terugblikken op boeiende interculturele trajecten. Niet als 'smoes' of om te laten zien dat 'we' toch wel goed bezig zijn, wel om, zoals Netwerk CS doet, smoezen te kunnen ontmantelen met goede praktijkvoorbeelden. Zo kan al wie verder wil interculturaliseren, een meer realistisch beeld krijgen van wat het in de praktijk vergt én oplevert om te durven veranderen.

(Joris Janssens is onderzoeker bij het Vlaams Theater Instituut)

VRIJE INKOM, HOGE DREMPEL Mia

VRIJE INKOM, HOGE DREMPEL

Mia Grijp

Beste Luk,

Je gooit in je artikel zoveel op één hoop dat je door het bos nauwelijks nog de bomen ziet. Je geeft kritiek op de podiumkunsten door er homo's en vrouwen en arbeidersbewegingen bij te sleuren. Sinds wanneer is homo, vrouw of arbeider zijn een vak? Je beroept je ook op de Chicago-school die vindt dat 'afscheiding de identiteit van het individu of de groep kan ontwikkelen'. Maar als dat individu, op zoek naar identiteit, ook arts wil worden: hoe moet dat dan?

Je bepleit dat de diverse gemeenschappen zelf hun programmering moeten kunnen bepalen. Ken je Moussem (Marokkaanse gemeenschap), 0090 (Turkse gemeenschap)? Of Sfinks, Zuiderpershuis, Mano Mundo, Antilliaanse Feesten (en ik vergeet er zeker nog een trits). Zoveel initiatieven zijn er intussen dat de etnisch-diverse gemeenschappen zich nu zelf afvragen of het echt noodzakelijk is om elke etnische groep een eigen festival te geven.

Wie een beetje opzoekingswerk doet, kan ook zien dat er de voorbije jaren minstens een paar allochtone groepen waren die structureel gesubsidieerd werden: Woestijn '93, HushHushHush. Daarnaast bleken er ook genoeg Nieuwe Belgen die in de so­ciaal-artistieke sector ervaring opdeden om daarna met projectsubsidies 'hun ding' te mogen doen in de podiumkunsten. Toen jouw fysiek gehandicapte vriend niet werd toegelaten aan Studio Herman Teirlinck (waar twee derde van de dag op beweging gewerkt wordt), bleven er dus duidelijk andere wegen over die naar een plaats op een podium leidden. Het is met kansen voor diversiteit in de podiumkunsten lang niet zo droevig gesteld als je poneert.

Je kent in 'de sector' geen kat, zeg je. Maar ken je de sector zelf? De regelgeving? Weet je wat er binnen het Kunstendecreet wel en niet kan? Voor Theater Stap werd er een subsidie ad nominatim uitgetrokken toen bleek dat ze binnen die regelgeving niet terecht konden. En toen ik in 1995 het isolement van het theater vaarwel zei om tussen de mensen te gaan creëren, kon dat evenmin binnen het toenmalige Podiumkunstendecreet, maar een jaar later was ons soort werk wel al opgenomen in het SIF-fonds. In 2000 kreeg het de naam 'sociaal-artistiek', en een speciaal reglement, om in 2006 uiteindelijk opgenomen te worden in het Kunstendecreet. De toegang tot en deelname aan 'de sector' is nog nooit zo democratisch geweest als vandaag.

Alleen zitten de cultuurdiverse spelers die er zijn nog niet in het centrum, daarin heb je gelijk. Zoals alles wat verandering teweeg brengt niet in het centrum zit. Het centrum recupereert wat in de periferie overleeft en niet langer ontkend kan worden. Zo stromen er af en toe spelers vanuit de sociaal-artistieke sector door naar het professionele circuit. Maar niet genoeg en meestal tijdelijk. Te kort om een artiestenstatuut te verkrijgen. Waarom? Ze werden te vroeg voor de leeuwen gegooid en zijn nog te onervaren om er te staan.

Ook valt het op dat culturele diversiteit zich binnen de 'traditionele' sector nog te vaak beperkt tot tewerkstelling via artikel 60: sociale activering van mensen met een leefloon. Vinden ze misschien niet genoeg diverse medewerkers op andere niveaus?

En toch! Als cultureel diverse makers een productieaanbod hebben, worden ze echt wel geboekt. Mostafa Benkeroum, sinds 1999 vast medewerker van Sering, kon 150 reisvoorstellingen spelen met zijn monoloog Vreemde grootmoeders. Ook in de verschillende tak­ken van de podiumkunsten en in de Vlaamse film- en televisie­wereld is er vraag naar geschoolde, cultureel diverse spelers. Dat merken we aan de vele telefoons van productiemaatschappijen en theaters die op zoek zijn naar 'Nieuwe Belgen'. De vraag is groter dan het aanbod.

Waarom zie je hen dan nauwelijks op de theaterscholen? Een paar antwoorden kregen we tijdens de korte opleiding van VRT en Flying Carpet die je vermeldt, en die Sering in onderaanneming toevertrouwd kreeg. Tijdens de audities stelden we alle deelnemers dezelfde vraag: 'Heb je nooit een theateropleiding overwogen aan een van de bestaande scholen?' Antwoord: 'Ik kom uit een cultuur waar je uit respect voor de ouders de studierichting volgt die zij belangrijk vinden. En theater is niet evident.'

Zo kwam het dat behoorlijk wat studenten die geselecteerd werden, de opleiding volgden naast hun universitaire studies. Anderen waren werkzoekenden zonder diploma secundair onderwijs. Toen een van de spelers uit die laatste groep, niet de minst getalenteerde trouwens, op de bus vrienden tegenkwam die vroegen waar hij zoal mee bezig was, was het antwoord: 'ik volg een opleiding voor loodgieter'. Want acteren ligt voor velen inderdaad gevoelig. De drempels zijn zowel privé als professioneel erg hoog. En dat los je niet op in 62 lesdagen.

De erg gemotiveerde groep had dit al snel door. Nadat de opleiding eind mei 2007 stopte, is de helft van de ploeg al opnieuw komen aankloppen, en zijn ze op eigen vraag weer aan het werk. Opleiding, opleiding, opleiding! Dat is wat ze zelf willen. De burn-out is dus nog niet voor meteen.

(Mia Grijp coördineert de Borgerhoutse sociaal-artistieke organisatie Sering)

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.