Caracas' blues. Leven, liefde en angst in de gevaarlijkste stad ter wereld

Ondanks alles is het in Caracas wonen zoals in elke andere stad ter wereld. Je leeft er, je groeit er op, je zoekt, je vindt zoals eender waar. Je verliest, je wint, je wordt verliefd en je lijdt aan liefdesverdriet zoals in alle andere steden. In Caracas kan je de verrassing kennen van de eerste kus, van het afscheidsconcert, het eerste bed, de onverwachte verovering, de laatste liefde, zoals in elke andere stad. Je zou kunnen zeggen dat men in Caracas zelfs het geluk kan najagen.

Ware het niet van de angst.

Orlandito was bang om anders te zijn dan de vrienden met wie hij pintjes dronk in de namiddag. Daarom spande hij zich zo min mogelijk in voor zijn job als loopjongen van een informaticaschool. Daarom weigerde hij daar een opleiding te volgen, als een gratis onderdeel van wat zijn bazin ‘een kans’ noemde. Hij vond de vrouw verdacht: haar assertieve manieren, haar interesse in hem, de blik van haar man telkens die op kantoor was … Hij wist het niet, maar eigenlijk was hij bang dat ze hem beu zou worden, dat hij ergens in het midden zou blijven hangen, aan niemand gelijk. Niet aan haar, niet aan zijn vrienden.

Every man ... every man has to go through hell to reach paradise. Max Cady

Uit vrees dat zijn vrienden zouden denken dat hij zich superieur waande, liet hij niet alleen kansen liggen: tussen twee pinten door vertelde hij stoer over de kassa die de vrouw onbeveiligd achterliet. Al snel, uit schrik dat zijn vrienden hem zwak zouden vinden – en omdat hij toch iets moest kunnen vertellen – schakelde hij over op kleine misdaden. Uit angst ruilde hij stoere verhalen in voor laffe daden.

De vrouw mocht hem zo graag dat ze bereid was om dat te laten passeren. Maar op een nacht sneed de angst als een mes door haar droom en werd ze nat van het zweet wakker. Nog een paar nachtmerries met Orlandito in de hoofdrol, achter een bivakmuts, deden haar praten met haar man. De jongeman zou op straat belanden, maar zij zou rustig kunnen slapen. Op termijn zou ze vast een andere reden vinden voor slechte dromen.

Orlandito vond zijn ontslag niet onrechtvaardig, maar zijn vrienden dachten er anders over. Vooral zijn schoonbroer. Ze bombardeerden hem met ‘argumenten’, waaronder de nadelige positie waarin hij achterbleef, terwijl hij zo lang voor haar zaak had gezorgd. En uit schrik voor wat ze van hem zouden denken, luisterde hij tussen één slok en de volgende naar zijn schoonbroer, en begon hij zijn plan te omarmen. Onopgemerkt werd zijn haat opgekookt in anijssaus.

Een brommer, een revolver en een hinderlaag waren zijn amuletten tegen de angst.

Hij had alle nodige informatie, zijn vrienden hadden ervaring. ‘Het kan niet misgaan’, herhaalde hij als een mantra op donderdagavond, om zichzelf in slaap te wiegen. Vrijdag, na de zoveelste repetitie van de danspasjes, reden ze op één brommer naar hun bekende slachtoffer – bekend van even geleden, slachtoffer sinds de koude voorspelling – met precieze instructies: ‘rol het vensterglas naar beneden en schuif er zachtjes het envelopje door’, wat de schoonbroer onbeschaamd ‘de afscheidspremie’ noemde.

Maar de angst komt altijd ongevraagd.

71_Torres_nelson garrido - caracas sangrante (1993)_700.jpg

Op hem wachtten de typische risico’s van het vak, maar voor wie zijn strepen moet verdienen was het een mijnenveld, een tocht door een oorlogszone, een wandeling door een onbekend steegje, middenin de nacht. In de werkelijkheid gaat alles in een andere ritme. Er zijn meer mensen en meer auto’s dan verwacht. Er zijn toevallige ontmoetingen met politiecombi’s. Er is de plotse zekerheid dat iedereen met een zonnebril, een rugzak, een petje of een lederen jas een agent in burger is. De angst, dus, in haar meest elementaire formaat.

Het resultaat? Eens het moment was aangebroken, aarzelde hij. Het werd een van die tellen te veel of te weinig, verantwoordelijk voor de tragedie of de loterij van zovelen. De gevolgen? Een ingestudeerde choreografie werd improvisatietheater. Epiloog? Zien hoe een klus die ‘niet kon misgaan’ uit je handen glijdt, deed hem angst uitdelen onder de aanwezigen.

De vrouw zag haar nachtmerries tot leven komen (ze wist wie er achter die bivakmuts zat) en tegen elk gezond verstand in kon ze haar schreeuw niet bedwingen, terwijl ze op het gaspedaal duwde en haar auto tegen de voorgevel van een winkel parkeerde, geen tien meter verder. De etalages en de passanten kropen langs zijn rug, dus hij volgde de auto met zijn revolver en haalde de trekker over. De verdwaalde kogel belandde in het been van een man die daar passeerde met zijn gezin en, onwetend over zijn geluk (want deze dag zou geen tragedie worden), in paniek raakte bij het zien van zijn eigen bloed. Hij zocht dekking in een Chinees restaurant, waar een oude Chinese vrouw eenzaam de tafels dekte. Ze begreep amper de taal, ze wilde alleen het schreeuwen, het kabaal en de bebloede benen uit haar zicht. Geen problemen wilde ze krijgen. Geen angst wilde ze afstoffen. Geen autoriteiten op zoek naar onbestaande documenten.

De man kon geen uitleg geven. Zijn vrouw en zijn dochter leken gezond, een auto was tegen een gevel gebotst, een schot was gelost en zijn been bloedde. Zijn vrouw liet haar angst wel los. Ze schold de Chinese vrouw de huid vol, waardoor die zich aangevallen voelde en met een lange vork naar de agressoren zwaaide.

Een gevel verder beefden ze ook, toen de botsing de muren deed schudden en ze de blauwe neus van een auto als een walvis uit een stofwolk tevoorschijn zagen komen. Orlandito en zijn schoonbroer maakten van de verwarring gebruik om zich weg te scheren, en lieten iedereen achter met hun angst. Angst voor het lawaai, voor de willekeurige wonde, voor het onverstaanbare schreeuwen, voor de politieagenten die iedereen kwamen verdenken, voor de onterechte beschuldiging, voor de dagelijkse loterij van te laat aankomen, of juist te vroeg. En van zoveel angst worden ook de agenten bang. Zelfs al lijkt hun angst meer beschaafd, zij gaat even primitief te werk.

En onmiddellijk, zoals een lawine of een storm, verspreidt de angst zich door de stad en eet ze alles op als een virus, als een levend ding. Ze neemt alles over, muteert en wordt sterker. Ze verspreidt zich via de politieradio, via Twitter, in elke twee mannen op een brommer die ‘willekeurig’ zullen worden tegengehouden aan een geïmproviseerde controlepost, in de verontruste telefoontjes van bange moeders. De angst wordt misbruik, toeval, geweld, onverschilligheid, wantrouwen, haat. En de liefde duikt onder en de stad geeft toe aan de meute. Tot nader order.

In Caracas zou je gelukkig kunnen zijn, ware het niet van de angst.

 

Héctor Torres is een Venezolaans schrijver en woont in Caracas, ‘de gevaarlijkste stad ter wereld’. Hij publiceerde dit kortverhaal, onder de titel ‘Angst’, in 2012 in zijn bundel Caracas Muerde.

Vertaling: Orlando Verde

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.