To boldly go where Panamarenko has never gone before

Kent u het verschil tussen een miskend genie en een erkende dorpsgek? Ik ook niet direct, maar het onderscheid tussen Paul Van Hoeydonck en Panamarenko lijkt me toch al behoorlijk in de buurt te komen. De laatste kent iedereen uiteraard van de vlieg-, ruimte- en rijtuigen die hij in groten getale in elkaar knutselde. Paul Van Hoeydonck daarentegen werd voornamelijk bekend door zijn figuren met een sterk menselijke anatomie uit allerlei industrieel afvalmateriaal, die futuristische namen als Homo Spatiens, Mutant of Humanoid meekregen.

Maar er zijn ook overeenkomsten, natuurlijk. Zowel Van Hoeydonck als Panamarenko zijn beiden kunstenaars wier oeuvre sterk geworteld is in de roaring sixties, de periode waar het geloof in de maakbaarheid van mens en maatschappij met behulp van de nimmer falende technologie hoge toppen scheerde. Zowel Van Hoeydonck als Panamarenko geloofden dat de mens meer kon dan de loutere optelsom van zijn aardse mogelijkheden, en keken als kunstenaars allebei strak naar het oneindige uitspansel dat hemel heet. Kortom, Van Hoeydonck en Panamarenko waren allebei die hard dreamers, die 'geloofden' dat de mens - godbetert - kon vliegen!

Alleen vloog diezelfde mens in het werk van Van Hoeydonck vlotjes voorbij de aardse stratosfeer, terwijl Panamarenko's kunstwerken met moeite tien meter van de grond raakten. Als ontnuchtering kan dat tellen, want eens teruggesmakt in de dagelijkse, harde werkelijkheid die beeldende kunstenland heet, word je helaas geconfronteerd met het pijnlijke tegendeel. Panamarenko is vandaag de dag letterlijk everywhere: hij kreeg vorig jaar een grote en overigens zeer puike overzichtstentoonstelling in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel. Dit jaar deed hij zijn atelier en woonst in Antwerpen cadeau aan de Vlaamse Gemeenschap (die spontaan aan het dromen sloeg over een eigen Panamuseum), en veroorzaakte hij een persheisa omdat er eindelijk eens een werk van hem effectief was gaan vliegen.
Hoog tijd dus om Van Hoeydoncks al jaren tanende ster met stip terug aan het beeldende kunstenfirmament te plaatsen. Met recht en rede trouwens, want wat betreft wakker dromen over de mens en zijn onbegrensde (technologische) mogelijkheden, steekt zijn werk er nog steeds met kop en schouders bovenuit …

Een van de belangrijkste redenen waarom ik bij het kijken naar Van Hoeydoncks werk altijd spontaan aan het dromen sla, is het feit dat hij zich nooit gefocust heeft op de strikt technische kant van de zaak. Al van in het begin van zijn carrière, als kind van de Zero-beweging — een eerder conceptueel gerichte kunststroming uit de jaren 1950 en 1960, waarvan minimalistische assemblages in meestal monochrome kleuren de hoofdmoot uitmaakten — was hij eerder een assembleur dan een bricoleur. Hij had als geen ander de feeling om verschillende materialen en objecten tot een feilloos strakke, maar toch spontaan uitziende compositie bij elkaar te plaatsen. Van Hoeydoncks kleine installaties uit die periode hadden dan ook nog het meeste weg van uitgepuurde maquettes van een of andere futuristische stad, die zodanig 'vanuit uit de buik' waren geassembleerd, dat je kon kijken naar die stad — om er in je verbeelding zelfs op je dooie gemak je eigen laserzwaardduel uit te vechten — in plaats van je te verliezen in de architectonisch-technische details ervan.

Dat was wel even anders bij Panamarenko. Niet dat hij zo'n techneut was, verre van, maar in zijn werk lag naar mijn gevoel toch veel meer de nadruk op het bricolerend-technische aspect. Dit is trouwens zeer goed te merken aan de vele voorafgaande schetsen die hij van zijn tuigen maakte, die veelal het karakter hadden van eerder klassieke technische tekeningen, en aan de manier waarop hij over zijn werk sprak, waar hij toch meer leek op een geflipte Gobelijnse ingenieur dan op een dromende romanticus. Uiteraard charmeren zijn wetenschappelijk-kneuterige tuigen zeker wel, maar om mij te doen geloven in de droom dat je hiermee ook effectief van de grond komt, and far beyond, verkies ik toch eerder Van Hoeydoncks strak geassembleerde romantiek boven Panamarenko's onhandig gebricoleerde techniek.

Een tweede reden waarom Van Hoeydonck voor mij nog steeds als de onbetwistbare puppetmaster of human dreams doorgaat, is het simpele feit dat je bij het bekijken van zijn werk — en dan vooral zijn bekendere stukken, de zogenaamde Homo Spatiens-reeks — ook altijd een beetje naar jezelf kijkt. Vanaf het begin van de jaren 1960 immers, begon Van Hoeydonck de menselijke figuur in zijn futuristische space-installaties te introduceren. Hij verzamelde naar hartenlust allerlei afgedankte etalagepoppen, waarmee hij heuse families astronauten, robots, androids, mutanten en al dan niet menselijke aanverwanten bij elkaar assembleerde. Die hybride figuren met een overduidelijk menselijke anatomie nestelden zich bij mij als kind — toen ik door mijn ouders educatief verantwoord na een dag op het strand steevast het PMMK werd binnengesleurd — diep in mijn fascinatie, en zijn er sindsdien nooit meer uit weggeraakt. Waarom? Omdat Van Hoeydonck in deze werken de universele vliegeniersdroom in elk van ons bijna mogelijk gemaakt heeft door hem letterlijk op mensenmaat te knippen. Is het voor ons mensen immers niet gewoonweg veel aantrekkelijker én geloofwaardiger onszelf te kunnen zien als ruimtereizigers, in plaats van naar een aantal lege tuigen te kijken die ons daarheen zouden moeten brengen?
Trouwens, voor wat betreft geloofwaardig dromen stonden Van Hoeydoncks maanmannen niet enkel vormelijk (door hun menselijke figuratie) kaarsrecht in hun boots, ze stonden ook rotsvast verankerd in hun eigen tijdsgeest. Zo vast zelfs dat ze niet zelden een stevige vleug profetie meekregen. Vele van zijn Homo Spatiens-sculpturen ontstonden immers midden in de moonrush die in de jaren 1960 hevig woedde tussen de toenmalige USSR en de USA. Met dit verschil dat Van Hoeydoncks astronauten in je verbeelding al stonden te schilderen op the dark side of the moon, toen Laika nog niet eens het ticket voor haar crematie had geboekt. Op dat vlak was overigens Panamarenko's vliegdroom ook een vijg na Pasen, als je bedenkt dat de eerste zeppelin al zo'n slordige veertig jaar voordien onder de Nazi's de lucht in vloog …

Maar dé ultieme tour de force waarmee Van Hoeydoncks kunst mijn geloof in wat een mens (en zijn kunst) met overtuigd blijven dromen kan bereiken, ultiem bevestigde, haalde hij een aantal jaren later uit, begin jaren 1970. Toen ging de dromer Van Hoeydonck pas echt over tot de daad. Handig gebruikmakend van het internationale succes dat hij in die periode — hoofdzakelijk in Amerika — oogstte als kunstenaar, wist hij de NASA (de fucking N-A-S-A, beste vrienden! Niet het MOMA) zover te krijgen zijn Fallen Astronaut — een piepklein charmant metalen beeldje van nog geen tien centimeter groot — door de bemanning van Apollo 15 te laten droppen op het maanoppervlak. Paul Van Hoeydonck droomde dus niet enkel zomaar wat weg. He has really been there, ladies and gentlemen! Of althans toch zijn werk. En dit terwijl Panamarenko's tuigjes tot nader order nog steeds veilig aan de grond staan … Op een sokkel in het MOMA, weliswaar.
Dream on, maat.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.