'Big Bang' van Philippe Quesne. Back to nature.

Zou het met alle dreigende ecologische rampenscenario’s te maken hebben? Meer en meer ontwikkelt het theater weer aandacht voor onze verhouding tot de natuur. De mens valt daar steevast klein bij uit, kleiner dan ooit. Vaak gaat hij zelfs ten onder in de totale apocalyps. Maar dat zo’n destructief einde niet de enige uitkomst hoeft te zijn, toont het magistraal banale labotheater van de Franse kunstenaar Philippe Quesne.

IMG_9601-copieIs de natuur werkelijk in opmars in het theater? Er zijn kleine signalen, maar ze zorgen telkens voor een aparte ervaring. Zoals die keer in mei, in de locatieperformance Alles van Leentje Vandenbussche. Met twee andere toeschouwers werd je in een auto gestopt, waarmee je net buiten de stadskern van Kortrijk in colonne trage rondjes ging rijden, in steeds hetzelfde landelijke kader van velden, heggen en gewassen. Twee keer hield de auto stil, schoven de raampjes open en ademde je de bucolische rust naar binnen als een frisse wind uit een ver verleden. Natuur. Groen. De cyclus der seizoenen. De koe staarde niet naar de trein, maar onze trein naar de koe. De aha-erlebnis van de vooruitgangsmens.

Natuurlijk is dat natuurmotief nooit van het podium verdwenen. Maar van de klassieken met hun mythische kader, en van Shakespeare die het bij elke koningsmoord liet stormen en kletteren, is het (westerse) theater duidelijk weg geëvolueerd naar veel minder kosmische symbioses. Logisch: de mens werd het centrum van de wereld, en cultuur net zijn overwinning op de natuur. Zijn kader werd de stad, nucleus van de moderne vooruitgangsgedachte.

MENSELIJK VIVARIUM

De Parijse theatermaker, scenograaf en beeldend kunstenaar Philippe Quesne (1970) is een van de boeiende uitzonderingen op die ontwikkeling. Zijn halve jeugd bracht hij door voor terraria met vooral wandelende takken. ‘Al snel veranderde mijn slaapkamer in een gigantisch vivarium. Ik was erg gefascineerd door het gewriemel van die hele dierlijke wereld, waar ik nooit in tussenbeide kwam. Die lange ervaring van observatie heeft mijn aandachtige kijk op de wereld zeker richting gegeven.’ Voor zijn eerste voorstelling, nog tijdens zijn opleiding Arts décoratifs in Parijs, bewerkte Quesne niet toevallig La Vie des Termites van Maeterlinck. In 2003 noemde hij zijn gezelschap evenmin toevallig Vivarium Studio.

Het theater van deze gang van acteurs, beeldend kustenaars en de hond Hermes laat zich nog het best omschrijven als een laboratoriumkas waarin menselijk gedrag onderzocht wordt in zijn contact met natuur en technologie. Na D’après Nature (2006) en L’Effet de Serge (2007) volgde in 2008 La Mélancholie des dragons, een hilarische schets van een bende knullige hardrockers die met hun Fordje stranden in de sneeuw, en daar voor een lokaal dametje hun mobiele attractiepark voorstellen: een amalgaam van onnozele toestellen en non-effecten die de bezoeker een nieuwe ervaring bezorgen van de natuurlijke omgeving. Zelden hebben we zo spontaan gelachen in het theater. Om de kloof tussen het grote geloof van de personages in hun project en de banaliteit ervan. Om de Britse pokerface waarmee de Fransen zich tot elkaar en hun acties verhouden. Om de ontwapenende naïviteit van het geheel.

Big Bang roept de hele cirkelgang van de bewoonde kosmos op

Big Bang, afgelopen zomer in première gegaan in Avignon, is minder grappige koek. De trage voorstelling lijkt moeilijker leesbaar, maar presenteert des te duidelijker waar Quesne op uit is: onderzoekende spelers tonen als onderzoekende spelers, als was het nog altijd een repetitie. Tussen witte plastic zeilen zetten ze muziekjes op, proberen ze een scène uit onder ijsbeervellen, komen ze tot een kampvuurtje van holbewoners, checken ze in hawaïhemdjes een serie opblaasbare bootjes van het merk Challenger, en maken ze van het hele toneel een badje met enkeldiep water, waarin ze dan een eilandje inrichten, verkleed als kosmonauten met grote witte bollen over hun kop.

Alles gebeurt laconiek en onbeholpen: dat ecologische universum wordt even enthousiast opgebouwd als de traditie van Franse overtheatraliteit wordt afgebroken. Het kampvuurtje is een rode spot onder wat takken, waar allen hun handen aan warmen. Een gekantelde Ford – Quesnes klassieke citaat uit zijn vorige productie – wordt een grot. ‘Ah, mon caverne’, zegt een speler, alsof hij zijn sleutels vindt. Stel het je voor als peuters in een prewetenschappelijke modus, die met de tenen in het water spieden naar verhoudingen, op zoek naar de beste esthetische combinatie van vier rechtopstaande gummiboten. What you see, is what you get: een zoekende observatie onder fantasierijke creatievelingen.

Maar gek hoeveel verwijzingen er spontaan ontstaan. Big Bang roept de hele cirkelgang van de bewoonde kosmos op, waarvan de oorspronkelijke ijstijd ook wel eens het einde zou kunnen zijn. Een opeenstapeling van reddingsbootjes, als een wankele Pisa-toren in het sop, vat in één overstromingsbeeld de hele mogelijke impact van de mens op de natuur. Aan het slot kringelen onder schaarse pianotonen rookvlaagjes omhoog van het watervlak, terwijl één kosmonaut zich op het eilandje oefent in kwaken als een kikker, als op de Ark van Noah. Alle ironie lijkt weg gelekt.

RETURNITY

Quesnes theater is geen alleenstaand geval in zijn terugkeer naar de natuur als half spirituele, half dreigende krachtbron, die groter is dan onszelf. Nog in Avignon liet Gisèle Vienne haar thriller This Is how You Will Disappear ontluiken in een volledig natuurlijk bos op de bühne. Ook volgens Natives, de laatste van Wunderbaum, evolueren we terug naar een vervaarlijke oertijd, waarin we jagen op beesten en ons wassen in plassen. Het zijn maar een paar geïsoleerde voorbeelden, maar ze passen in een bredere tendens, die je vooral aantreft bij jongere makers als FC Bergman, Thibaldus en andere hoeren, of Stefanie Claes: in hun theater wordt de mens kleiner, en zijn omgevende kosmos groter en onbevattelijker. Dat kan niet losstaan van die tv-journaals van afgelopen zomer, met enkel bosbranden, overstromingen en aardbevingen. Het volstaat te gaan kijken naar De openbaring, de Al Gore-achtige monoloog van Maarten Westra Hoekzema vol ondergangstheorieën: de mens voelt zich niet meer thuis op zijn veroverde planeet, en het theater vertaalt dat in een ritualistische doemsymboliek.

Big Bang flirt echter veeleer met de beeldende kunst, met dier toenaderingspogingen tot de observerende wetenschappen. Diezelfde open, ontvankelijke blik kleedt ook de spelers van Vivarium Studio. Bij elk van hun scènes (of live-installaties) is er een performer die de enscenering van beren, bootjes of trosjes kosmonauten optekent in een schetsboek, waarvoor de anderen dan even stilhouden. Het lijkt wel of er een strip of een logboek gemaakt wordt, zoals bij archeologische opgravingen, in plaats van een voorstelling. Veel meer dan acteren voelt dat doende documenteren als een nieuwe stap in de decennialange evolutie binnen theater naar steeds meer echtheid en steeds minder fictie – in spel, onderwerp of locatie.IMG_7950-copie

We hebben het hier nu over een heel andere zoektocht naar het natuurlijke, maar bij Quesne spoort die perfect met zijn zwak voor het vivarium. Hij toont de natuur van artiesten als onderzoekers van het leven, meer dan de resultaten van hun onderzoek. Het geeft op het toneel de meest naakte vorm van understatement: weg is elke gewilde betekenisaanduiding (‘kijk wat we willen zeggen’), in de plaats komt een voorstelling over het kijken zelf. Zo laten twee spelers tergend langzaam en sukkelig een tussendoek neer, terwijl de rest vol spanning gadeslaat wat er onthuld zal worden. Je krijgt gewoon een volgende lege ruimte te zien. Elke grandioze kijkclimax van grote spektakels wordt hier in het ootje genomen. Je ziet vooral foutjes en non-effecten. Bij Vivarium Studio versterken die juist de natuurlijkheid.

NAÏEVE ADAM

Het gaat niet louter om een stilistische kunstgreep, zoals bij vele andere postfictieperformances. Big Bang drukt vooral een uitzonderlijk wereldbeeld uit. Net als in apocalyptische werken zie je de mens als deel van een universum waarin niemand nog het geheel overziet, bij gebrek aan inzicht over wie de regisseur is, en of er wel een is. Bij Quesne is de mens echter niet het eindige slachtoffer van een op hol geslagen natuur, maar de naïeve Adam, die in gemeenschap opnieuw een (ander) paradijs probeert te verwezenlijken. Zijn vervreemding van de natuur is nieuwsgierigheid, in plaats van ontmenselijking. Zijn daden zijn een menselijk trachten, in plaats van een schuldbeladen inertie of een blind doorconsumeren. Net omdat zijn kinderlijke onderzoek niets definitief invult, is het zo utopisch.

Quesne lijkt enkel te erkennen dat de toekomst niet langer in de mens alleen ligt, maar ook niet louter in de destructieve kracht van de natuur. Misschien is de uitweg wel dat wat er al was, maar dan verrijkt door een eeuwenlange menselijke Challengers-geest: een belovende convivialiteit tussen mens en natuur, mee uitgedrukt in de kunsten. Zoals de kunstcriticus John K. Grande ooit neerschreef, in een van zijn boeken over dat onderwerp: ‘Nature is the art of which we are a part.’

Big Bang speelt 17-18 november in de Vooruit, Gent (www.vooruit.be) en 23-24 november op het Next Festival rond Kortrijk (www.nextfestival.eu). Site Philippe Quesne: www.vivariumstudio.net

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.