The best is yet to come

Kunnen onze podiumkunsten nog iets leren van het Amerikaanse theatersysteem? Het is als aan een vrije zwaluw vragen of hij niet wil ruilen met een verlamde adelaar. En toch. Toen KVS-directeur Jan Goossens recent de grote plas overstak, op uitnodiging van de Eisenhower Foundation, voor een intensieve studiereis in de VS, viel hem er vooral het brede draagvlak van theaterhuizen op.

Wil je als Europeaan bevestiging voor je overtuiging dat het met de podiumkunsten in de VS nooit meer goed komt, dan is het tachtig jaar oude, prestigieuze Goodman Theater in Chicago the place to be. Op het eerste gezicht lijkt er geen vuiltje aan de lucht: de Goodman is met zijn vestiging in de 'Loop', in het magistrale centrum van Chicago, een begrip in het Amerikaanse 'Regional Theater'. Naast artistiek directeur Bob Falls doet ook filmster Philippe Seymour Hoffman er wel eens een regie. En geregeld maken Goodman-producties mooie carrières: Bob Falls' versie van O'Neills Desire under the Elms belandde vorig seizoen op Broadway.  Het nieuwe stuk Ruined, over vrouwenmishandeling in Oost-Congo, won een Pulitzer-prijs. Maar achter die façade wordt snel duidelijk welke compromissen nodig zijn om een grote instelling als de Goodman draaiende te houden. Ongeveer 150 werknemers zorgen voor een budget van zowat 18 miljoen dollar. Een schamele 150.000 dollar komt van de National Endowment for the Arts, het cultuurfonds gefinancierd door de federale staat. Al de rest moet de Goodman halen uit ticketverkoop (55%), giften van steenrijke privé personen en een beetje sponsoring van bedrijven. Algauw wordt dat een problematisch verhaal: de sponsors eisen bestuurszitjes op en praten soms honderduit mee over artistieke keuzes. De druk op de directie is enorm: de zaal voor 900 man moet quasi altijd uitverkopen of de financiële balans wankelt meteen. Mislukken mag dus eigenlijk niet, terwijl de doorsnee repetitietijd maar half zo lang is als in Vlaanderen: een 'luxueuze' vier weken voor ambitieuze voorstellingen. De artistieke resultaten zijn dan ook braaf en conventioneel, niet het minst bij producties 'voorbestemd' voor Broadway. Voor echt artistiek avontuur bestaat ook geen openheid bij het eerder behoudsgezinde en oudere publiek, dat tot 70 dollar voor een ticket betaalt. Het is het verhaal van zowat het hele 'Regional Theater' in de VS.

De visionaire figuren van het Amerikaanse theater komen dan ook niet aan de bak in huizen als de Goodman. Voor het mainstream publiek en de sponsors aldaar blijft hun werk meer dan 'a bridge too far'. Bob Wilson of de Wooster Group: ze hebben hun carrières te danken aan Europese coproducenten. Tot op heden spelen ze in de VS op 'avantgardistische' plekken, zoals het St-Ann's Warehouse in Brooklyn, New York. Dat biedt performances, concerten en tentoonstellingen aan, een palet van de Wooster Group tot Lou Reed, maar de rijke burger uit Manhattan komt er niet. Buiten New York kan ook Wilson nog nauwelijks ergens terecht: zijn 'West Coast Debut' maakte hij pas in 2008 in LA. Voor Peter Sellars geldt hetzelfde. Sinds zijn Merchant of Venice, meer dan vijftien jaar terug gecoproduceerd door de Goodman, is hij persona non grata in Chicago: tijdens de vier uur durende marathon liepen de zalen massaal leeg. Het kon er bij de op historische kostuums verlekkerde toeschouwers niet in dat Sellars het via Shakespeare wou hebben over de Rodney King-rellen in 1994 in LA.
 

ONVERWACHTE RIJKDOM

En toch. Deze sombere schets betekent niet dat het allemaal kommer en kwel is. Bij verse, eigenzinnige groepen als Nature Theater of Oklahoma en Elevator Repair Service, of makers als Young Jean Lee (allen in New York) is het reikhalzend uitkijken naar nieuwe creaties. En al moet ook deze jonge generatie vooral steunen op het buitenland, toch zijn er wel degelijk cultuurhuizen die in moeilijke tijden een gewaagde koers varen. Zo is Ps 122 een piepklein kunstencentrum op 8th Ave in Manhattan, waar artistiek directeur Valejo Gantner zonder veel geld inzet op kleinschalige 'cutting-edge' performances uit binnen- en buitenland. Gantner vat het cultuurbeleid in de Big Apple bondig samen: 'Er is geen overkoepelende visie, er zijn honderden kleine beslissingen die elkaar beïnvloeden. Dat maakt het systeem behoorlijk weerbaar, maar verhindert ook grote veranderingen.' Public Theater op Lafayette Street in downtown Manhattan is van een totaal andere orde. In 1954 opgericht door de legendarische Joe Papp als een populair én kwaliteitsvol theater, kende het in de nineties een stevige crisis, maar nu herwaardeert een nieuwe directie die oorspronkelijke missie. Grootschalig, spannend repertoiretheater, zoals Sellars' Othello met Philip Seymour Hoffman als Jago, staat er naast kleiner nieuw werk. Elke avond is er ook een geweldig muziekprogramma in 'Joe's Pub', en af en toe mikt de Public op Broadway, zoals recent met de erg entertainende remake van de musical Hair. Kortom, hier geen hokjesdenken, maar een erg rijk aanbod van uiteenlopende genres en schalen, van zowel gesubsidieerd als commercieel werk. De New-Yorkers lopen er storm voor.

Ook aan de Westkust zijn het kleine RedCat in LA en Yerba Buena in San Francisco centra met behoorlijk wat ruimte voor avontuurlijk, interdisciplinair of internationaal werk. Het lijkt een constante: in de gevestigde regionale huizen hebben routine en niet-artistieke agenda's alles dichtgeplamuurd. In de grote steden zoeken meer bescheiden plekken zonder taboes naar pertinente projecten voor publieken die elke avond ook tientallen alternatieven hebben. Decreten of taakomschrijvingen zijn er niet: zolang je het hoofd boven water houdt, ben je vrij om je missie telkens weer bij te sturen. Af en toe leidt dat tot heel boeiende experimenten, zelfs in mastodontinstellingen. Zo introduceerde de New Yorkse Metropolitan Opera de 'Met-broadcasts': vertoningen van Met-producties in commerciële cinematempels, die grote en aantoonbaar nieuwe publieken lokken. Ook de enorme en prestigieuze LA Philharmonic, met haar budget van 100 miljoen dollar, wijdt zich aan hedendaagse creaties, weet jonge en multiculturele publieken te binden en werd mee een culturele motor van stadsvernieuwing. De zomers van de LA Phil in de Hollywood Bowl — openlucht, 15.000 zitjes — zijn op dat vlak legendarisch: rock- naast klassieke concerten, en iedereen brengt zijn picknick mee. Het is de invloed van muziekdirecteur Esa-Pekka Salonen: 'Grote instellingen moeten spannend, leuk en steeds in beweging zijn.' Zijn opvolging door de piepjonge Venezolaan Gustavo Dudamel uit de slums van Caracas garandeert de toekomst van het orkest in het steeds Spaanstaliger LA, terwijl elders in de VS zowat alle orkesten en operahuizen met hun stokoude en blanke publieken zwaar lijden onder de economische crisis.

VLAANDEREN IN BEWEGING

Vergeleken met de VS werken we in de podiumkunsten in Vlaanderen in pure luxe. Toch kunnen we een en ander opsteken. Niet enkel van de Public of de LA Phil, die zich niet opsluiten in hokjes die voor jonge publieken niet meer van tel zijn. Maar ook van een paar zelforganisaties en netwerken, zoals 'Americans for the Arts' en het 'National Performing Arts Network', waarin de sector met gezamenlijke standpunten en strategieën tracht te wegen op de politieke besluitvorming. Bob Lynch van 'Americans for the Arts' heeft voortdurend contact met het Witte Huis en ziet onder Obama zeker een aantal kansen, maar hij blijft ook wijzen op de eigenheden van het Amerikaanse systeem: 'Dat er in het Witte Huis nu een directe aanspreekpersoon voor cultuur is, dat er met Rocco Landesman een nieuwe en ambitieuze chairman is voor de National Endowment for the Arts, dat er uit het Stimulus Package van Obama 50 miljoen dollar naar cultuur ging, zijn allemaal positieve signalen. Maar de federale steun blijft minimaal. In de VS zal er nooit een echt subsidiesysteem komen. Alles staat in het teken van 'incentives' geven aan allerlei maatschappelijke actoren die de kunsten kunnen steunen, zoals via belastingvoordelen. Daarnaast is de directe steun vooral lokaal, vanuit de steden.' Lynch formuleert voor de cultuursector duidelijke opdrachten: nog meer wegen op de politiek en de eigen inkomsten creatief de hoogte in krijgen. Handen uit de mouwen dus, en die doelen heiligen in zijn ogen heel veel middelen.

Terwijl zowat alle Amerikaanse cultuurwerkers niet anders kunnen dan het debat met andere maatschappelijke sectoren opzoeken, blijft men op bepaalde punten opvallend terughoudend. Zo blijft er veel scepsis bestaan rond een mogelijke minister van cultuur, waarvoor muzikant Quincy Jones vurig pleitte bij Obama: zo'n ambt zou de cultuur weer te veel politiseren. En de discoursontwikkeling rond de eigen artistieke kwaliteiten en waarden blijft primitief. 'Art=jobs' is nog steeds een van de voornaamste argumenten van 'Americans for the Arts'. Maar op dat vlak doen Wal-Mart en McDonalds het natuurlijk altijd nog beter.

Een zaak is duidelijk: in een relatief bruut 'elk voor zich'-systeem als de VS, zijn samen gedragen posities, waarmee je maximaal op de samenleving kan wegen, van het allergrootste belang. In Vlaanderen zijn we er nog steeds vele malen beter aan toe. Maar wat daar gebeurt, voorafspiegelt maar al te vaak wat ons ook hier wacht: een afkalving van de subsidies en het maatschappelijke draagvlak van de kunsten, en dus een marginalisering op vele vlakken. Creatieve programmeerstrategieën zonder taboes, proactieve netwerken waarin zoveel mogelijk sectorpartners zich echt engageren en de eigen belangen overstijgen: dat kunnen we van een aantal spelers uit de VS opsteken. Tegelijk hoeven we niet dezelfde fouten te maken. De bijdrage van de culturele sector aan de samenleving draait om veel meer dan jobcreatie. En dat een van de grootste democratieën geen cultuurminister heeft, is ridicuul. Laat ons in Vlaanderen onze politieke verantwoordelijken dus claimen, voeden en bekritiseren waar het moet, zonder hen ooit de rug toe te keren. Of we politici hebben die ons begrijpen en verdedigen, hangt ook van onszelf af.

^ Terug naar boven
 

Reacties

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.