'De geknipte stof'. Afscheid van Dirk Lauwaert

Op 11 augustus 2013 had ik net vijf nieuwe overhemden gekocht en vroeg me af waarom mijn verlangen naar nieuwe kleren en schoenen (zeven paar in één zomer!) zo onstilbaar groot was, toen ik het bericht ontving dat Dirk Lauwaert was gestorven. Kort voordien had hij zelf van het gezonde leven afscheid genomen door in zijn tekst ‘De Man, het Leven, het Kostuum’ nog een laatste keer door zijn garderobe te gaan. Bladerend door zijn postuum verschenen laatste boek, De geknipte stof, lees ik opnieuw wat hij voor mij betekend heeft en betekent.

De eerste keer dat ik Dirk Lauwaert aan het werk zag, was tijdens mijn studietijd, op een kunsthistorisch congres over macht in de universiteitsaula in Gent. Ik zal die eerste verschijning nooit vergeten: hoe hij met licht blozende wangen, maar zelfbewust, naar voren liep en mij met zijn woorden een fles mentale zuurstof toediende, die me deed opveren uit de ergernis over de verstikkende sfeer die de opsluiting in een congreszaal met zich meebracht. Dat niet iedereen die dag zo vol was van hem, bleek uit de reacties achteraf: een medestudente noemde hem tot mijn verbijstering ‘een aansteller’, net zoals later een bekende journalistieke criticus zich vol afgrijzen uitliet over een vorm van kunstkritiek ‘opgespoten met filosofische beschouwingen’, alsof het om een geprepareerd lichaam van een bodybuilder ging.

60_Laureyns_9789401412377_0.jpgVoor mij echter, als jonge kunstcriticus en docent op een kunsthogeschool, werd Dirk Lauwaert een auteur die niet zelden het licht aanstak in gebieden waarin ik in het duister tastte: door de tekst ‘Hedendaags sofisme en de arme ervaring’ (1996) begreep ik het trauma van mijn studietijd en kreeg ik vat op mijn eigen methode. De tekst ‘Verhuisd’ (2000) hielp me om mijn crisis ten opzichte van de dominantie van een politiek correcte kunst en het conceptuele misverstand te begrijpen. En in ‘Moi, j’aime les Professeurs’ (2006) vond ik een even felle criticus van de academisering waarmee het hoger kunstonderwijs worstelt sinds het ‘Bedrog van Bologna’ in 1999.

Ook die ene keer waarop wij als recensenten het pad kruisten in de studio van Radio 3, is me bijgebleven: terwijl ik stond te wachten om als jonge hond een nieuwe tentoonstelling in het S.M.A.K. te bespreken, voelde de presentator Dirk Lauwaert aan de tand over Evropa van Carl De Keyzer, eveneens in het S.M.A.K. Ik had die tentoonstelling ook gezien, maar kon de vinger niet leggen op wat mij zo koud liet bij die fel bewierookte foto’s, tot Dirk Lauwaert de bevrijdende woorden uitsprak dat het om een ‘cynische vorm van fotografie’ ging, waarna ik, zo sterk onder de indruk van zijn inzicht, met bevende knieën de studio inging om al stamelend mijn verhaal over een andere kunstenaar uit de doeken te doen.

Toen een paar maanden later Radio 3 werd omgeturnd tot Klara en Dirk Lauwaert, als een stem die te veel geassocieerd werd met het verleden, voor bewezen diensten werd bedankt, vond ik dat een vernedering die tekenend was voor het anti-intellectuele klimaat waarmee de verjonging gepaard ging. Het mag dan ook een wonder heten dat Marc Ruyters hem een tijdlang in De Financieel-Economische Tijd een vrij podium kon geven, om de meest unieke stukken te publiceren over zijn tentoonstellingsbezoeken in het buitenland. Tot ook daar een hervorming het merendeel van de culturele schatkamer wegsaneerde.

Zo ging het tragisch genoeg zo vaak met deze uiterste erudiete, sensuele en productieve, maar veel te bescheiden auteur, die nochtans door een kring van kenners op handen werd gedragen. Terloops, vrijwel achteloos, verschenen zijn inzichten in korte, krachtige stukken die her en der gepubliceerd werden en die je maar zelf op het spoor moest zien te komen … Het was zoals zijn goede vriend en geestesgenoot, Eric de Kuyper, al in 2000 schreef over zijn positie als auteur: ‘min of meer tot de marginaliteit behorend’.

Alleen al daarom is het goed dat de belangrijkste artikels van Dirk Lauwaert rond een bepaald thema (kunst, fotografie) de voorbije jaren in een boek gebundeld zijn, zoals dat nu ook postuum is gebeurd met de artikels die hij tussen 2002 en 2007 over mode, kledij en het filmkostuum schreef voor de tijdschriften freespace Nieuwzuid en De Witte Raaf.

*

De geknipte stof bundelt dus de teksten die Dirk Lauwaert aan het begin van de eenentwintigste eeuw schreef over mode. En zoals altijd het geval is bij zijn teksten valt het op dat ze geschreven zijn voor gevorderden: wie geen voorkennis in de vorm van informatie, eigen ideeën of intuïtie bezit over het onderwerp dat hij aansnijdt, voelt zich ondanks de fascinatie voor de stellingen die in elke tekst puntig naar voren worden gebracht, een buitenstaander of beginneling. Net zoals je zonder ervaring of achtergrondkennis van het werk van Luc Tuymans, Gerhard Richter, Edward Hopper of Koen van den Broek vermoedelijk moeilijk kan begrijpen waarom een ingewijde sommige teksten over hen tot de beste rekent, zo heb ik ook het gevoel dat er te veel is wat mij ontgaat in zijn teksten over de modefotografen Guy Bourdin en Helmut Newton, de kledij van de actrices Audrey Hepburn en Romy Schneider of het gebruik van het filmkostuum bij de regisseur Visconti.

Maar de reden waarom ik toch koortsachtig doorlees en betoverd raak door zijn erudiete, aforistische en uitgekristalliseerde stijl, is dat hij over zaken schreef waaraan ik in mijn dagelijks leven erg gehecht ben, zonder mij er echt van bewust te zijn waarom dat zo is. Bij wie anders dan bij Dirk Lauwaert kreeg je een taal en een denkkader aangereikt om een intellectueel fundament te geven aan de rol die kledij in het leven speelt? Bij wie anders vond je een mentale gesprekspartner die kon begrijpen dat je plots kan verlangen naar de kledij die je vroeger droeg maar die nu uit je kleerkast verdwenen is? Wie anders had er door dat een van de meest opvallende tijdsgebonden elementen van ons bestaan, de manier waarop we ons kleden, binnen de hedendaagse kunst volledig buiten beeld blijft: ‘Welke schilder, welke romanschrijver meet vandaag nog de wereld aan textiel? Welke spotprent leest vandaag nog onze zeden in onze kledij?’ En vooral: wie zal er mij nu helpen om langs de noodzakelijke omweg van zijn inzichten te begrijpen dat mijn koopwoede van deze zomer vooral te maken had met gekrenkte trots en opgekropte spanning na een lastig academiejaar en het behalen van een vervloekt doctoraat?

Het centrale idee in Lauwaerts geschriften over mode is dat kledij een vorm van innerlijkheid is.

De radicaliteit van Dirk Lauwaert lag in het feit dat hij in staat was om het vertrouwde moraliserende discours over mode van de standaardintellectueel links te laten liggen, door analyses die inzicht verschaffen in de existentiële dimensie van de mode. Het centrale idee in zijn geschriften over mode is dan ook dat kledij een vorm van innerlijkheid is. Het is niet alleen een manier of een hulpstuk om uitdrukking te geven aan een levenshouding, maar het gaat dieper dan dat: zonder kledij is er zelfs geen levenshouding mogelijk! Iets wat hij met evenveel gemak op een abstract niveau duidelijk maakt als met concrete voorbeelden: ‘Wie ziek is geweest en voor het eerst uit bed kan, heeft het verlangen zich weer aan te kleden. […] Wie een moedeloze nacht achter de rug heeft, herstelt als hij zich desondanks aankleedt, maar blijft in de moedeloosheid steken als hij de vormgeving van zichzelf niet aangaat. Kledij geeft moed.’

Bij een fragment als dit wordt mij ineens de universele en existentiële betekenis duidelijk van de woorden die mijn moeder me altijd toefluisterde toen ik ziek was als kind: ‘Kleed u maar aan, ge zult u beter voelen.’ Het is dat soort goud dat Lauwaert al schrijvend elke keer uit de dagelijkse realiteit van het leven weet op te delven.

*

Misschien is het ook daarom dat ik mij zo onwennig voelde toen ik hem de laatste keer in levende lijve zag. Maar hoe toegetakeld zijn lichaam toen ook al was, zijn geest was nog even lucide en hij straalde zoals altijd. Zelfs dan sprak er een onverwoestbare trots uit zijn houding die hij nog kracht bijzette door zijn situatie met een paar snijdende woorden onder ogen te zien: ‘Alles moet gesloopt.’

Het was een houding die hij in een stijl wist om te zetten: een onderwerp uitkleden zonder het te ontmaskeren, alle facetten van een kunstwerk belichten zonder de betekenis te willen vastzetten, gevoelig blijven voor alle modulaties zonder te beginnen twijfelen, recht op het doel af zonder te vernietigen. Zijn stijl was helder, zeker, zuiver, geschreven in een classicistisch Nederlands zoals je van een Europese intellectueel mag verwachten: uiterst belezen in verschillende talen, zonder aan zijn eigen moedertaal te verzaken, laat staan in het Globish te verzanden.

Het was een fiere, mannelijke, viriele stijl van de ‘meest trotse man van Brussel’ (Koen van den Broek). Een stem en een stijl die we voor altijd zullen missen. Adio, Dirk, je zal altijd in mij verder leven.

 

Jeroen Laureyns is kunstcriticus en docent op LUCA Gent.

Dirk Lauwaert, De geknipte stof. Schrijven over mode, Tielt: Lannoo, 2013.

 

^ Terug naar boven
 

Reacties

Een prachtige tekst...een ode

Een prachtige tekst...een ode aan de persoonlijkheid. 'De persoonlijkheid is het grootste geluk' -Goethe

Post new comment

The content of this field is kept private and will not be shown publicly.
  • Web page addresses and e-mail addresses turn into links automatically.
  • No HTML tags allowed
  • Lines and paragraphs break automatically.

More information about formatting options

Als maatregel om geautomatiseerde spamrobotten tegen te gaan, vragen wij u het huidige jaar in te vullen. Op die manier kunnen we uw bericht onderscheiden van spam.
By submitting this form, you accept the Mollom privacy policy.